Duttlinger (Johann Georg), een Duitsch regtsgeleerde en staatsman, geboren te Lembach in het Schwarzwald den 13den April 1788, studeerde te Freiburg en te Heidelberg, deed eene wetenschappelijke reis in Frankrijk, woonde eerst te Emmendingen, daarna te Mörsburg, en vestigde zich in 1817 als privaatdocent te Freiburg, waar hij in 1818 tot gewoon en in 1820 tot buitengewoon hoogleeraar benoemd werd.
Reeds op den eersten Badenschen Landdag (1819) onderscheidde hij zich als redenaar, — op den tweeden werd hij er vice-president (1822, — en later (1825 en 1828) redde hij er de eer der oppositie. Als lid der Wetgevende Commissie ontwierp hij eene „Orde van procèsvoering”, die in 1831 tot wet verheven werd. Met Rotteck en Welcker stichtte hij het dagblad „Der Freisinnige”, dat in 1832 verboden werd. Nadat Duttlinger steeds de betrekking van vice-president ten Landsdage had waargenomen, werd hij in 1841 tot president benoemd, doch overleed reeds den 12den Augustus van dat jaar. Hij schreef „Quellen des badischen Staatsrechts (1822)”, en redigeerde met von Weilen en von Kettenacker het „Archiv für die Rechtspflege und Gesetzgebung im Groszherzogthum Baden (1820—1835)”.
Duumviri Duumviri of Tweemannen is de naam van oud-Romeinsche overheidspersonen, die met gelijke bevoegdheid over dezelfde zaak gesteld werden. Men had Duumviricapitales of perduellionis, reeds door Tullus Hostillus ingesteld als regters over het perduellio (zie aldaar), — voorts Duumviri municipiorum of coloniarum, die in de buitensteden ongeveer hetzelfde gezag hadden als de consuls te Rome, door den stedelijken senaat op den lsten Maart gekozen werden, de toga praetexta droegen en door 2 lictoren vergezeld gingen. Ook had men te Rome Duumviri dividundo frumento, door keizer Augustus ingesteld, en Duumviri navales, die voor de vloot moesten zorgen.