Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Dextrine

betekenis & definitie

Dextrine, stijfselgom of leiocome is eene zelfstandigheid, die veel overeenkomst heeft met Arabische gom, daar beide zamengesteld zijn volgens de formule C6 H10 O5. Zij ontstaat door de kortstondige werking van verdunde zuren of diastase op zetmeel. In zuiveren toestand is zij kleurloos, doch gewoonlijk geelachtig en in water volkomen oplosbaar tot eene heldere, dikvloeibare, klevende vloeistof, voorts onoplosbaar in absoluten alkohol, en weinig oplosbaar in zwakken wijngeest.

Zij ontving van Biot en Persoz haren naam, omdat zij het polarisatievlak der lichtstralen zeer sterk regts (dexter) doet draaijen. Zij wordt door iodium niet gekleurd en gaat door verdunde zuren in druivensuiker over. Eene oplossing van baryt in waterhoudenden wijngeest doet haar sterk nederploffen, en de neêrslag is onoplosbaar in houtgeest, maar lost op in overmaat van water, vooral bij verwarming. Wegens hare geschiktheid om Arabische gom te vervangen, is hare fabricatie thans een bloeijende tak van nijverheid. De grondstof tot hare bereiding is doorgaans aardappelstijfsel en die bereiding geschiedt door zacht roosten, — door voorzigtige bijvoeging van salpeterzuur, — door verwarming met verdund zwavelzuur, — of door behandeling met een aftreksel van mout (diastase).

De eerstgenoemde wijze van bereiding — door zacht roosten — is zeer eenvoudig; het zetmeel wordt namelijk verhit totdat het eene geelbruine kleur aanneemt. Tarwe-zetmeel doet men in cylinders van koper- of ijzerblik, die in een oven worden rondgedraaid, totdat het zetmeel opzwelt en een damp ontwikkelt, die naar gebakken brood riekt. Aardappelzetmeel moet anders behandeld worden, omdat het bij verhitting tot poeder vervalt en in zulke cylinders gevaar loopt van gedeeltelijk te verkolen. Payen heeft om die reden een toestel bedacht, waarin verwarmde lucht over platen van messingblik strijkt, waarop het zetmeel gelegd is.

Het roosten van aardappelzetmeel kan echter ook in cylinders geschieden, wanneer men 20 Ned. pond aardappelmeel met even zooveel Ned. kan water aanroert, er ½ Ned. pond aluinpoeder bijvoegt en het mengsel dan in een ketel doet, waarin zich 35 Ned. kan kokend water bevindt. Na de papvorming, doet men den inhoud van den ketel in een houten vat en vermengt het met zooveel verschen stijfsel, dat er een deeg ontstaat, hetwelk men in stukjes snijden en droogen kan.

Die stukjes kan men daarna in cylinders roosten. Luchtdrooge stijfsel levert dan 70 tot 75% gom. Daar men den stijfsel ligt te sterk kan verhitten, gebruikt men veiligheidshalve een oliebad, waartoe de vlakke ketels voorzien worden van een dubbelen bodem, zoodat men de tusschenruimte met olie vullen en de temperatuur van deze door middel van een thermometer bepalen kan. De meest geschikte warmte is die van 225—260 °C.

Om de dextrine volkomen witte verkrijgen, verdunt Heuzé 2 Ned. pond salpeterzuur van 1,4 soortelijk gewigt met 300 Ned. kan water en roert daarin 1000 Ned. pond stijfsel. Deze massa wordt tot koeken gevormd, in de open lucht gedroogd, en daarna in den toestel van Payen verhit, totdat bij 80° C. het water verdwenen is. Vervolgens wordt de massa fijn gemalen, gezift en nogmaals in den droogtoestel gebragt, waarin de temperatuur nu tot 100 of 110° stijgt en na 1½ uur al de stijfsel in dextrine veranderd is. Deze nu is geheel wit en gelijkt op stijfsel.

Voorheen bereidde men ook wel dextrine met verdund zwavelzuur, en later voegde men er krijt bij, om dat weg te nemen, doch daarbij blijft de dextrine steeds met gips vermengd. Ook met zoutzuur kan men stijfsel in dextrine veranderen, — alsmede door een stroom zoutzuurgas met water door een cylinder te leiden, waarin het zetmeel door een roertoestel in beweging gehouden wordt.

Daar dextrine steeds bij het gebruik in water opgelost wordt, bereidt men haar ook onmiddellijk als oplossing — dextrinestroop of gomstroop — uit zetmeel en diastase. De bezwaren daartegen zijn, dat het groote watergehalte het vervoer moeijelijk maakt, — en dat bij het gebruik van mout een gedeelte van het zetmeel in suiker wordt omgezet, zoodat de dextrine-stroop ligt tot gisting overgaat. Bij de bereiding van dextrine-stroop houde men in het oog, dat het aftreksel van mout het snelst op het zetmeel werkt bij eene temperatuur van 70—80° C., terwijl de kookhitte de dextrine-vormende eigenschap van het mout vernietigt.

Daarom bedient men zich — wederom naar het voorschrift van Payen — van een dubbelen ketel, van welke de een, genoegzaam van de wanden verwijderd, in den ander is geplaatst, terwijl men in de luchtdigt geslotene ruimte tusschen de ketels water heeft, dat op eene standvastige temperatuur van 70— 80° gehouden wordt. In den binnensten ketel brengt men nu het gekneusde mout met de noodige hoeveelheid water, en zoodra dit eene temperatuur heeft van 70—80° C., wordt de stijfsel er ingestort, zoodat het geheel eene dun-vloeibare massa vormt. Hiervan neemt men nu en dan eene kleine hoeveelheid en onderzoekt ze, na afkoeling, met iodiumtinctuur; wordt ze niet meer blaauw, maar wijnrood , dan is al de stijfsel in dextrine omgezet.

Nu verwarmt men door het openen van eene stoomkraan den inhoud van den ketel met den meesten spoed tot 100°. Daarna laat men dien door een filtrum in een vergaarbak en daarna in een droogtoestel vloeijen, die door stoom verhit wordt en een roertoestel bevat. Het verdampen der vloeistof wordt hier door een luchtstroom met hulp van een ventilator bevorderd. Weldra heeft zij de dikte van stroop, en men kan ook met de verdamping voortgaan totdat zij de dikte heeft van gelei, die in een droogtoestel een vasten vorm verkrijgt. Om aan dextrine den vorm van Arabische gom te geven, spreidt men haar uit op een draadweefsel en leidt er stoom doorheen; daardoor vormt zich het fabrikaat tot ballen.

De verhouding der grondstoffen is als volgt: 100 deelen zetmeel, 400 deelen water en 5—7 deelen mout. Volgens Thomas kan men drooge dextrine met behulp van mout ook aldus bereiden: men verwarmt 300 Ned. pond zetmeel met 1200 Ned. kan water tot 50° C., voegt er dan 6 Ned. pond gekneusd groen mout bij en slijm van 1 Ned. pond lijnzaad, en men verhit een en ander tot 80° C., totdat al het zetmeel omgezet is. Daarna laat men de vloeistof helder worden, nadat men op 100 Ned. kan van deze 1 Ned. lood aluin gevoegd heeft. Zij wordt dan ingedampt tot de dikte van stroop en eindelijk in blikken doozen in een droogtoestel gedroogd.

Men gebruikt dextrine in de plaats van Arabische gom in de katoendrukkerij, bij het drukken van behangselpapier, tot het appreteren en stijven van doek en bordpapier, tot glaceren van carton, tot mondlijm, tot vaste verbanden bij beenbreuken, voor fijn bakwerk, ter bereiding van bier, vruchtenwijn, Engelsch pleister enz. Voorts is zij een noodzakelijk bestanddeel van het bier, ontstaat bij het bakken van brood aan de oppervlakte, en vormt gedeeltelijk de korst van gebak. Bij het gebruik in de katoendrukkerij, als verdikkingsmiddel , dient men in het oog te houden, dat zij door zuren vloeibaar wordt en in suiker overgaat. Door salpeterzuur verandert zij in zuringzuur, en door verdund zwavelzuur in druivensuiker, weshalve groote hoeveelheden dextrine tot het galliséren van wijnen gebruikt worden.