Desidérius, de laatste koning der Longobarden, was hertog van Tuscië, toen koning Aistolf ten gevolge van een val op de jagt overleed. Hij liet zich hierop tot Koning uitroepen, maar had te worstelen met eene magtige tegenpartij, aan wier hoofd zich Rachis, een broeder van den overledene, bevond. Door bijstand van paus Stéphanus II handhaafde echter Desidérius zijn gezag en wist het zoo ver te brengen, dat Rachis naar zijn klooster terugkeerde.
Weldra echter kreeg hij ongenoegen met den Paus, doch deze overleed, en zijn opvolger Paulus was den Koning genegen. Onder paus Stéphanus III bewerkten echter 2 aanzienlijken, namelijk Christóphorus en zijn zoon Sergius, dat de Longobarden uit Rome werden verjaagd. Hierover was Desidérius zóó verstoord, dat hij met een leger naar Rome trok en de uitlevering verkreeg van die beide mannen, welke aanstonds van het licht der oogen werden beroofd. Het huwelijk zijner dochter Desiderata scheen nieuwen steun te zullen geven aan het rijk der Longobarden, doch de hierop volgende scheiding veroorzaakte verbittering tusschen den schoonvader en den schoonzoon.
Paus Hadrianus II, de opvolger van Stéphanus III, behandelde den Koning met groote onheuschheid, zoodat deze een vijand werd van den Heiligen Stoel. Karel de Groote, door den Paus te hulp geroepen, trok met een leger naar Italië, omsingelde de benden van Desidérius en noodzaakten dezen, om zich in Pavia te verschansen, terwijl zijn zoon Adelchis zich naar Verona begaf. Karel belegerde die beide steden. Adelchis vlugtte naar Constantinopel, en Verona gaf zich over. Weldra bezweek ook Pavia; Desidérius werd gevankelijk naar Luik en daarna naar Corbië gebragt, alwaar hij zijne dagen eindigde. Na den val van Pavia had het rijk der Longobarden opgehouden te bestaan.