Curée, een aan het Fransch ontleende jagtterm, beteekent oorspronkelijk dat gedeelte van het wild, hetwelk aan de jagthonden gegeven wordt, doch thans geeft men dien naam aan het ontweijen van een hert. Wanneer de dood van een hert door de halalifanfare is aangekondigd, vereenigen zich de jagers, om de curée bij te wonen. Eerst wordt het hert van zijn 4 loopers beroofd, daarna opengesneden en van zijne ingewanden ontdaan. Wat hiervan bruikbaar is, snijdt men in kleine stukjes, die men met de huid overdekt.
Nu worden de honden derwaarts geroepen, doch door een der jagers tegengehouden met den kop van het hert, totdat bij een sein met hoorngeschal de huid weggenomen en het ingewand aan de honden ter prooi gegeven wordt. De eerste looper, dien men afgesneden heeft, wordt aangeboden aan den gastheer der jagers, de 3 andere aan de aanzienlijkste vreemdelingen, terwijl de overige gasten hunne hoeden met takken versieren. Zij, die loopers ontvangen hebben, tooijen daarmede het gevest van den hertsvanger. Geschiedt die ontweijing eerst bij het jagtslot, dan draagt zij den naam van koude curée. Vóór de curée van den eland in Koerland stappen de jonkvrouwen over de uitgestrekte loopers van het met dennentakken versierde wild.