Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-07-2018

Cunningham

betekenis & definitie

Cunningham. Onder dezen naam vermelden wij:

Allan Cunningham, een Schotsch dichter, die den 7den December 1784 te Blackwood in het graafschap Dumfries geboren werd. Nadat hij het aanvankelijk voornemen, om zich op de bouwkunst toe te leggen, had laten varen, begaf hij zich in 1810 naar Londen, waar hij als verslaggever voor tijdschriften werkzaam was. In 1814 werd hij echter opzigter in het atelier van den beeldhouwer Chantrey, en hij bekleedde die betrekking tot zijn dood toe. Ook maakte hij zich als dichter gunstig bekend door zijn drama „Sir Marmaduke Maxwell (1822)”, en vooral door zijne „Traditional tales of the English and Scottish peasantry (1822, 2 dln)”. In de „Songs of Scotland ancient and modern (1825, 4 dln)” leverde hij eene bloemlezing van Schotsche liederen uit den tijd van Maria tot op onze dagen.

Zijn roman „Paul Jones” (1826, 3 dln)” beantwoordde niet aan de verwachtingen, en zijn „Sir Michael Scott (1828, 3 dln)” evenmin. Meer bijval vond zijne „History of the British painters, sculptors and architects (1829, 6 dln)”. Zijn gedicht „The maid of Elvar (1832)” is wederom eene Schotsche legende, aan den tijd van Maria Stuart ontleend. Voorts schreef hij eene geschiedenis der Engelsche letterkunde, eene levensgeschiedenis van schilder David Wilkie enz., en overleed den 29sten October 1842.

Peter Cunningham, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren den 17den April 1816 en trad het eerst op met eene levensbeschrijving van den Schotschen dichter William Drummond (1835). Daarna leverde hij „Songs of England and Scotland (1835)”, — eene nieuwe uitgave der „Specimens of British poets (1841)” van Campbell, — een „Handbook for visitors to Westminster-Abbey (1842)”, — een „Handbook of London (1849; 2 dln)”, — en „Modern London (1854, 3de uitgave)”. Hij bezorgde voorts nieuwe uitgaven van belangrijke Engelsche werken, en zijn „Life of Inigo Jones (1848)” en het „Memoir of J. M. W. Turner (1852)” zijn een paar uitmuntende bijdragen tot de geschiedenis der kunst in Engeland.

Richard Cunningham, een broeder van den voorlaatste. Hij werd geboren te Wimbledon in 1795, legde zich toe op de kruidkunde en den tuinbouw, en was bijna 6 jaar bezig te Kensington met de stelselmatige beschrijving van den Hortus Kewensis, door Aiton uitgegeven. In 1832 werd hij directeur van den botanischen tuin te Sidney, waar hij de aanplanting van den wijnstok bevorderde. Vervolgens bezocht hij, op kosten van den Staat, het binnenland van Nieuw-Zeeland, en vergezelde voorts kapitein Sturt bij het onderzoeken van de Darling-rivier. Bij die gelegenheid werd hij door de Wilden vermoord.

< >