Cohen (Levy Ali), een uitstekend Nederlandsch geneeskundige, werd geboren te Meppel den 6den October 1817, bezocht de Latijnsche school aldaar, studeerde te Groningen in de geneeskunde en vestigde zich als arts in laatstgenoemde stad. Hier werd hij tevens, na het oprigten der bureaux voor statistiek aan de griffie’s der provinciën (1858), bekleed met de betrekking van chef van dat bureau in het gewest zijner inwoning, terwijl hij na de invoering der nieuwe geneeskundige wetgeving (1 November 1865) zich benoemd zag tot inspecteur voor het geneeskundig staatstoezigt, eerst in de provinciën Overijssel en Drenthe (woonplaats Zwolle) en vervolgens (1 Januarij 1869) in de provinciën Friesland en Groningen (woonplaats Groningen).
Talrijk zijn de geschriften van dezen geleerde, die bij de drukke bezigheden zijner betrekking steeds hulde bleef bewijzen aan de wetenschap. Reeds als student zag hij 2 Académische prijsverhandelingen van geologischen inhoud bekroond, terwijl hem later door onderscheidene Maatschappijen het eermetaal werd uitgereikt. Voorts schreef hij onder anderen, behalve een aantal belangrijke opstellen in tijdschriften, „Het wezen en de rationéle behandeling van den zoogenaamden diabetes mellitus (Phtihisguria saccharina) (1845)”, — „Waarom en hoe moet de wetenschap der natuur door den mensch beoefend worden? (1847)”, — „De dichter van het boek Ijob als dierkundige beschouwd (1843)”, — „Handboek der openbare gezondheidsregeling en der geneeskundige politie, met het oog op de behoeften en de wetgeving van Nederland (1872, 2 dln)”, waarbij de schrijver door een aantal specialiteiten op dat gebied werd ter zijde gestaan, —„Algemeene gezondheid en fabrieknijverheid; het verband tusschen beide en de wijze, waarop beider strijdige belangen kunnen worden overeengebragt (1860)”, — en „Mededeelingen uit het gebied van Natuur, Wetenschap en Kunst (1844 en 1845)”. Voorts bewerkte hij onderscheidene geschriften van buitenlandsche geleerden, zooals „E. Isensee’s oude- en middel-geschiedenis van de geneeskunde en hare hulpwetenschappen (met het oog op Nederland veel vermeerderd, 1847)”, — „Chouland-Richter’s handboek der bijzondere genezingsleer van den mensch (1854—1855, 2de druk 1860,2 dln)”, —„Casper’s practisch handboek der geregtelijke geneeskunde, in verband gebragt met de Nederlandsche wetgeving (1860, 2 dln)”, — en gaf hij uit het Nederlandsch statistisch-geneeskundig jaarboekje (1847—1852)”. Van 1849—1854 redigeerde hij het „Nieuw practisch tijdschrift voor de geneeskunde in al haren omvang”, — van 1855—1856 als vervolg daarop het „Repertorium”, en na dien tijd was hij tot nu toe mederedacteur van en vaste bewerker van de rubriek „Binnenland” in het „Nederlandsch tijdschrift voor geneeskunde (1857—1872)”.
Van 1862—1865 was Dr. Ali Cohen één der 3 deskundigen, die onder en met den minister Thorbecke de geneeskundige wetgeving hebben ontworpen en voorbereid, en in 1870 lid der staatscommissie, belast met het ontwerpen van de Koninklijke besluiten tot uitvoering der wet op het veeartsenijkundig staatstoezigt enz. Ook werd op zijn initiatief in 1872 de Nederlandsche Vereeniging tot bevordering van de koepokinenting opgerigt en hij zelf tot lid van het Hoofdbestuur gekozen, terwijl op zijn voorstel, in overleg met den voormaligen commissaris des Konings in Groningen mr. J. A. van Royen, de Commissie voor de statistieke beschrijving dier Provincie tot stand kwam, waarvan hij secretaris was tot aan zijne benoeming tot inspecteur.
Onderscheidene werken van dezen begaafden man zijn in het Fransch vertaald. De Koning erkende zijne verdiensten en versierde hem in 1865 met de orde van den Nederlandschen Leeuw, terwijl 8 buitenlandsche en 7 binnenlandsche geleerde genootschappen hem onder hunne leden opnamen.