Cochrane. Onder dezen naam vermelden wij:
Alexander Thomas Blair Cochrane, graaf van Dundonald, een dapper Britsch admiraal. Hij werd geboren in Schotland den 14den December 1775 en trad reeds op 11-jarigen leeftijd als midshipman in dienst. Was dit aanvankelijk een struikelblok voor zijne bevordering, toch verschafte de moed, waarmede hij eenige Fransche kapers in de baai van Algeziras aantastte, hem weldra het commando op de „Speedy”, eene sloep van 18 stukken. In Mei 1801 volbragt hij een roemrijk wapenfeit door het veroveren van het Spaansche fregat „El Jamo” op de hoogte van Barcelona, In het geheel nam hij gedurende de 10 maanden van zijn bevelhebberschap op de „Speedy” 32 schepen met 128 kanonnen. Eindelijk echter moest hij de vlag strijken voor het groote Fransche smaldeel onder admiraal Linois, maar werd weldra uitgewisseld en bevorderd tot kapitein op het fregat „La raison”. Na den vrede van Amiens werd hij commandant op de „Pallas” van 32 stukken en maakte zich onder anderen meester van het Spaansche galjoen „Fortuna”, hetwelk veel geld aan boord had, terwijl hij voorts een vermetelen aanval deed op het Fransche eskader op de Garonne, waar hij eene corvet wegnam en 3 vijandelijke schepen op het strand joeg. Als bevelvoerder op de „Imperieuse” veroverde of vernielde hij van 13 December 1806 tot 7 Januarij 1807 vijftien vijandelijke proviandschepen. Hoewel hij in 1806 door Honiton naar het Parlement was afgevaardigd, bleef hij op de vloot en bewees door eene reeks van roemrijke daden groote diensten aan de zaak der Spaansche onafhankelijkheid.
In 1809 vernielde hij aan den mond der Charente 10 Fransche linieschepen en eenige fregatten, die er nog wel beveiligd werden door geduchte kustbatterijen en door eene zandbank, en ontving daarvoor de Bathorde. Onmiddellijk daarna beschuldigde hij lord Gambier, onder wiens opperbevel hij dat feit had volbragt, van pligtverzuim, doch deze stond bij de regéring in gunst en werd vrijgesproken. Daar Cochrane tevens tot de oppositie behoorde, moest hij weldra de felle slagen der wraakzucht ondervinden. Men ontdekte eene zamenspanning, om door het uitstrooijen van valsche geruchten nopens den afstand van Napoleon de staatspapieren in de hoogte te drijven, en Cochrane werd op bloot vermoeden in die regtszaak gewikkeld, met het noodlottig gevolg, dat hij in 1814 door zijne vijanden veroordeeld werd tot eene boete van 1000 pond sterling, een jaar gevangenisstraf, te pronk staan en verlies van zijne betrekking, van zijne waardigheid als parlementslid en van de Bath-orde. Het geheele land geraakte er door in opschudding, en de kiezers van Westminster kwamen er tegen in verzet, door hem aanstonds het mandaat van afgevaardigde weder op te dragen. Na den straftijd verscheen hij weder in het Parlement, doch daar hij het vaderland niet langer kon dienen, streed hij als admiraal voor de onafhankelijkheid van Chili en maakte een einde aan den oorlog door het veroveren van Valdivia (1821).
Vervolgens ging hij in dienst van Brazilië, waar keizer dom Pedro hem tot markies van Maranao verhief. Daarna vocht hij voor de Grieksche vrijheid en keerde in 1828 naar Engeland terug, waar hij zich wijdde aan de beoefening der wetenschap. Koning Willem IV herstelde hem in zijn rang van schout-bij-nacht, en door het overlijden zijns vaders werd hij graaf Dundonald, maar de ondervondene krenking kou hij nooit vergeten. Onder de regéring van Victoria werd zijn procés herzien en zijne onschuld aan het licht gebragt, waarna hij tot viceadmiraal bevorderd en met het grootkruis der Bath-orde versierd werd. Belast met het opperbevel der vloot in de West-Indische en Noord-Amerikaansche wateren, keerde hij in 1851 van daar terug met den rang van admiraal van de Blaauwe vlag, werd eindelijk „rear-admiral” van Groot-Brittanje, en overleed te Kensington den 31sten October 1860. Hij heeft eenige geschriften, en onder deze zijne eigene levensgeschiedenis — „Autobiography of a seaman” — nagelaten.
Thomas John Cochrane, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren in 1789, omhelsde desgelijks op jeugdigen leeftijd de zeedienst en was in 1806 reeds kapitein. Nadat hij zich in den Amerikaanschen oorlog gunstig onderscheiden had, was hij geruimen tijd gouverneur van Newfoundland en werd in 1837 door Ipswich naar het Parlement afgevaardigd, waar hij tot de conservatieve partij behoorde. In 1841 werd bij schout-bij-nacht en in 1844 opperbevelhebber der vloot in Oost-Indië. Hier volbragt hij eene wèl-geslaagde onderneming tegen de zeeroovers in den Indischen Archipél, maakte zich in 1846 meester van de hoofdstad van den Sultan van Bornéo, ontving in 1847 het Grootkruis der Bath-orde en zag zich in 1862 benoemd tot vice-admiraal van Groot-Brittanje.
Alexander Dundas Baillie Cochrane, oudsten zoon van den voorgaande. Hij werd geboren in 1813 en in 1841 door Bridport afgevaardigd naar het Parlement. In zijn boek „Young Italy (1850)” is hij opgetreden als een ijverig voorstander van de anti-revolutionaire staatkunde. In het Parlement rigtte hij bij herhaling zijne aanvallen tegen Palmerston en nam de Napelsche en Oostenrijksche regéring (1850) in bescherming tegen de liberale partij. Hij schreef eenige romans in den trant van die van Bulwer, en zijn „Young artist’s life (1864)” wordt zeer geprezen.
John Dundas Cochrane, een neef van Alexander Thomas, kapitein bij de Britsche zeemagt en een beroemd voetreiziger. Te voet trok hij eerst door Frankrijk, Spanje en Portugal, — en voorts van Petersburg door Sibérië naar Kamtsjatka, en hij beschreef dezen togt in zijn „Narrative of a pedestrian journey through Russia (1824)”. Na zijn terugkeer begaf hij zich naar Amerika en overleed den 12den Augustus 1825 te Valencia in Columbia, toen hij gereed stond, om eene voetreis door de Nieuwe Wereld te beginnen.