Cissampelos L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Laurineën; het onderscheidt zich door 2-huizige bloemen — de mannelijke met 4 kelkbladen zonder bloemkroon en twee- of vierbroederig-zamengegroeide meeldraden, de vrouwelijke met 1 kelkblad en 1 bloemblad en een vruchtbeginsel met 3 stampers — en door eene niervormige, eenzadige besvrucht. Het omvat een aantal slingerplanten, die in Brazilië, Mexico en Oost-Indië groepen en bijna alle tot de geneeskrachtige gewassen behooren. Van de soorten noemen wij C. Caapeba L., eene West-Indische slingerplant met een gestreepten, nagenoeg onbehaarden stengel, — C. Pareira L., een heester, die in West-Indië, Mexico en Brazilië groeit, met een taaijen stengel, welke somtijds langs den grond kruipt, om dan weder tot den top der hoogste hoornen op te klimmen, en daarna weder naar den bodem af te dalen; de stengel is rolrond en bestaat uit gedeelten, waarvan sommige zoo dik zijn als een arm en andere als een vinger, is met een vuil-bruinen bast bedekt, smaakt aanvankelijk zoetachtig, later bitter, bevat hars, eene gele bittere stof, eene bruine kleurstof en zetmeel.
Piso maakte deze plant in 1658 onder den naam van Caapeba bekend, en Ancelot bragt haar in 1688 naar Europa, als een middel tegen waterzucht enz., hoewel zij er thans niet langer gebruikt wordt, — C. ovalifolia Dec., die in Brazilië wast en waarvan de bittere wortel aldaar tegen de koorts wordt aangewend, — voorts heeft men er C. ebracteata St. Hil., en C. glaberrima St. Hil., die er als een uitmuntend middel tegen slangenbeet bekend staan.
