Chrisma is de naam der heilige zalf-olie, die in de Christelijke Kerk eerst bij den doop, vervolgens bij de priesterwijding en eindelijk ook bij andere sacramenten in zwang kwam. Zoodanige zalving komt reeds voor bij de krooning der koningen en bij de wijding der priesters in het Oude Testament. In de Christelijke Kerk werd zij het eerst aangewend bij de Ebionieten, en later kwam zij er algemeen in gebruik, evenals de hand-oplegging.
Beide handelingen waren zinnebeelden van de uitstorting van den heiligen geest, maar werden reeds vroeg als geheimzinnige middelen beschouwd, om dien geest van den één op den ander te doen overgaan. Na het einde der 2de eeuw geschiedde de zalving meer en meer uitsluitend door bisschoppen, als de dragers van den heiligen geest. Oorspronkelijk bestond het chrisma uit zuivere olijven-olie, en zoo is het bij den doop ook nog in den Roomsch- en Grieksch-Katholieke Kerk.
Reeds vroeg echter werd die olie met geurige zelfstandigheden vermengd en daarna bij de vorming, de priesterwijding, de laatste bediening en de consecratie van altaren en kerken gebruikt. Bij de R. Katholieken wijdt jaarlijks op Groenen Donderdag de bisschop het chrisma voor het geheele bisdom, — en in de Grieksch-Katholieke Kerk doet het de patriarch. De toediening van het chrisma geschiedt in den vorm van een kruis, en voorheen was het de algemeene gewoonte, dat de geloovigen na het ontvangen van dit teeken eenigen tijd een witten doek — de chrismale — om het voorhoofd droegen, om de ontwijding van het chrisma te verhoeden.