Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Chiem-meer

betekenis & definitie

Chiem-meer (Het) is het grootste meer in Beijeren en wordt om die reden ook wel het Beijersche meer genoemd. Het ligt aan den voet der Alpen ten westen van Traunstein, en heeft bij eene langwerpige gedaante eene oppervlakte van 3½, geogr. mijl.

De Achen, Prien en Roth voorzien het van water, en dit stroomt weg door de Alz, die zich uitstort in de Inn. Nabijgelegene kleine meren en moerassige streken aan den noordelijken oever geven getuigenis, dat het voorheen veel grooter is geweest. Zijne wateren kunnen zeer onstuimig wezen. Hooge bergen vormen er ten zuiden een indrukwekkenden achtergrond, doch zijne oevers zijn over het geheel laag en eentoonig.

Des te bekoorlijker zijn er een 3-tal eilanden, namelijk het Herren-insel met veel bosch en eene voormalige abtdij der Benedictijnen, — het Frauen-insel met een klooster van Benedictijner nonnen en een bevallig gelegen visschersdorp, — en het Kraut-insel, dat moeskruiden en granen oplevert.

De spoorweg van München naar Salzburg loopt langs den zuidelijken oever en eene stoomboot klieft zijne golven, waarop ook nog het primitieve vaartuig, de holle boomstam, wiegelt. Dit meer bevat een overvloed van visch.

< >