Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Chagrijn

betekenis & definitie

Chagrijn, ook chagrain, shagreen en in den Levant Saghir genaamd, is eene sterke en harde soort van leder, dat de Tartaren en Arméniërs in Astrakan bereiden uit dat gedeelte eener huid van paarden en ezels, hetwelk zich op den rug onmiddellijk boven den staart bevindt, en door de Kalmoeken en andere Tartaarsche stammen geleverd wordt.

Dat gedeelte wordt van zijn haar en vleesch ontdaan, vochtig op een raam gespannen, met de vleeschzijde naar beneden op den grond gelegd en dan met het harde zaad van eene soort van melde (Chenopodium album) bestrooid, die aldaar den naam draagt van „alaboeta”. Hierna wordt er viltdoek overheen gelegd en het zaad in de weeke huid getrapt, waarna men deze droogt, uitspant en het zaad er afschudt, zoodat zij eene zeer oneffene oppervlakte heeft. Daarna schaaft men haar glad en legt ze in water, zoodat de diepe of door het zaad ingedrukte en alzoo niet afgeschaafde plekken opzwellen en aan het chagrijnleer zijn korrelig voorkomen geven. Nadat de huid 2 etmaal geweekt is, legt men ze in eene heete, geconcentreerde loog van koolzuur natron en daarna in zout, en men gaat vervolgens over tot het kleuren. De geliefkoosde kleur van dit leder is zeegroen, maar men verft het ook wel blaauw, rood en zwart. — Voorts maakt men wel chagrijnleer van de huid van haaijen, zeehonden enz. Het wordt vooral in Engeland veel nagemaakt door de huiden tusschen ijzeren rollen te persen, waarin dergelijke verdiepingen zijn gemaakt, als door het meldezaad worden voortgebragt. — Er zijn ook zijden stoffen met nopjes, die den naam van chagrijn dragen.