Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Calisch

betekenis & definitie

Calisch (Moritz), een verdienstelijk Nederlandsch schilder, werd geboren te Amsterdam in 1829 en gaf reeds vroeg doorslaande blijken van kunstvaardigheid en talent. Nadat hij aan de Academie van Beeldende Kunst te Amsterdam op zijn llde jaar de klasse van het groot pleister reeds doorloopen had, was hij 2 jaar daarna zoo ver gevorderd, dat eene historie-schilderij van zijne hand op de stedelijke tentoonstelling van 1833 algemeene bewondering wekte. Hij oefende zich voorts onder de leiding van Jan Kruseman en Pieneman den vader, en schilderde op zijn veertiende jaar reeds onderscheidene treffend gelijkende portretten in olieverf. Op zijn 15de jaar behaalde hij den grooten eereprijs, uitgeloofd door het genootschap „Hierdoor tot Hooger” te Rotterdam, terwijl zijn stuk reeds vóór de bekrooning door wijlen A. van der Hoop was aangekocht.

Na het verwerven van talrijke getuigschriften, prijzen en medailles verliet hij op zijn 18de jaar de Académie, en studeerde een paar jaar later te Antwerpen onder Nicaise de Keijzer en daarna geruimen tijd onder Ary Scheffer te Parijs. Hier schilderde hij zijn „Cimabue en Giotto”, een stuk, dat op de tentoonstelling te Amsterdam grooten opgang maakte.

Weldra vestigde hij zich in zijne geboorteplaats en vervaardigde er, behalve tallooze portretten, meer dan honderd schilderijen, die in de kunstverzamelingen van verschillende landen zijn verspreid. Voorts bezat hij eene ongemeene vaardigheid in het teekenen op lithographischen steen. Bij uitnemendheid echter was hij portretschilder en hij wist op eene verwonderlijke wijze de uitdrukking van een gelaat op het doek te brengen, ofschoon hem meermalen verweten is, dat zijn schoonheidsgevoel hem daarbij wel wat verleidde om te idealiseren. Hij bragt doorgaans al zijne stukken vlug op het doek, maar besteedde aan het voltooijen een geruimen tijd. In zijne laatste levensjaren schepte hij veel vermaak in het schilderen van dubbele lichteffecten.

Van zijne figuurschilderijen noemen wij „Moederzegen”, „Giotto", „Na het bal”, „Le Messager”, „De eerste aalmoes”, „Vroeg scheiden”, en „Moeders nachtwake”, — van zijne historiestukken „Frans I bij het sterfbed van Leonardo da Vinci”, „Galileï en zijne leerlingen”, „De Muiderkring” en „Koning Lodewijk bij den watersnood in Noord-Holland”, — en van zijne genre-stukken „De Morgengroet”, „Grootmoeders verjaardag”, „De bruid van Amak” en „Het eerste weekgeld”.

Al zijne stukken dragen een oorspronkelijken stempel, en de schilder werd om zijne talenten en vooral om zijn karakter algemeen geacht. Hij was vice-president van de Maatschappij Arti et Amicitiae, ridder der orde van Karel III van Spanje en lid der Academie van Beeldende Kunsten. Reeds vroeg werd hij echter aan zijne vrienden en aan de Nederlandsche schilderschool ontrukt, daar hij in het midden van Maart 1870 plotseling overleed.

< >