Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bruggemann

betekenis & definitie

Onder dezen naam ver­melden wij:

Johann Heinrich Theodoor Bruggemann, een verdienstelijk bevorderaar van het onderwijs in Pruissen. Hij werd geboren in 1795 te Soest in Westphalen, studeerde te Münster in de theologie en werd in 1815 leeraar en vervolgens directeur van het gymnasium te Düsseldorf. In 1832 werd hij benoemd tot regeringsraad en lid van het schoolbestuur te Coblenz en werkte met vrucht aan de verbete­ring der gymnasia. Hoezeer zelf R. Katholiek, koos hij partij tegen den aartsbisschop Droste von Vischering en stelde zich hierdoor bloot aan den haat van velen zijner geloofsgenooten.

In 1837 vertrok hij op last der Pruissische regering naar Rome, om er den gezant Bunsen bij de onderhandelingen met den H. Stoel als raadsman ter zijde te staan. Na zijn terugkeer werd hij als geheim regeringsraad toegevoegd aan het ministérie van Eeredienst en Onderwijs, in 1849 tot lid der Eerste Kamer gekozen, waar hij in 1850 tot 1851 als vice-president werkzaam was, zag zich bij de vorming van het Huis der Heeren voor levenslang tot lid daarvan benoemd, en over­leed den 7den Maart 1866. Hij schreef “Observationes in Sophoclis Oedipum Tyr. (1823)” en “Observationes in Taciti Agricolam(1824)”.

Karl Heinrich Bruggemann, een bekend Duitsch dagbladschrijver. Hij werd geboren den 29sten Augustus 1810 te Hopsten, stu­deerde te Bonn in de regten, was te Heidelberg de leider der “Bürsenschaft (studenten­vereniging)” en nam als zoodanig deel aan de feesten te Hambach en Wilhelmsbad. In 1832 werd hij deswege in hechtenis genomen, eerst aan Beijeren, daarna aan Pruissen uit­geleverd en naar de vesting Posen gebragt. Zijn vonnis, in 1837 geveld, veroordeelde hem ter dood op het rad, maar werd tot eene 30-jarige tuchthuisstraf verzacht. Eene am­nestie stelde hem in 1840 in vrijheid, en in 1841 vestigde hij zich als privaat-docent te Berlijn.

Hier gaf hij eene critische beschou­wing in het licht van het staathuishoudkundig stelsel van Dr. List en schreef veel in de dagbladen, te meer omdat de minister Eichhorn hem in zijn bedrjjf als privaat-docent belemmerde. Hij leverde correspondentiën in de “Rheinische Zeitung”, welke vervolgens verboden werd, maakte een geschrift open­baar, getiteld: “Preuszens Beruf in der deutschen und preuszischen Staatsentwickelung (1843)”, en werd in 1845 hoofredacteur van de “Kölnische Zeitung”. Gedurende de bewe­ging van 1848 en 1849 koos hij de zijde der conservatieve partij, maar hij moest toch in 1855 afstand doen van gemelde redactie. Daar­over gaf hij eene brochure in het licht, ge­titeld “Meine Leitung der kölnischen Zeitung”. Zijne verdere lotgevallen zijn ons onbekend.

< >