Brosset (Marie Félicité), een uitstekend beoefenaar der Oostersche talen, werd geboren te Parijs den 5den Februarjj 1802, studeerde aanvankelijk in de theologie te Orléans en te Parijs en wijdde zich daarna uitsluitend aan de Oostersche taal en letterkunde, zich achtereenvolgens toeleggende op het Chineesch, op het Mandsjoe, het Tibetaansch, het Georgisch en het Arménisch. Hij gaf de vertaling uit eener “Chronique géorgienne (1830)”, “Memoires inédits sur la langue et l’histoire géorgiennes (1834)” en eene spraakkunst der Georgische taal (1834). Hjj werd in 1836 tot buitengewoon en in 1847 tot gewoon lid benoemd der Academie van Wetenschappen te Petersburg. in 1841 tot inspecteur van het onderwijs aldaar, in 1842 tot bibliothecaris der Keizerlijke boekerij en in 1851 tot conservator der verzameling van Oostersche munten in de Hermitage.
Ondersteund door den schat van Georgische handschriften en oudheden, te Petersburg aanwezig, heeft hij het op het gebied der Georgische kunst en wetenschap zóóver gebragt, dat zijne uitspraken daarover als gezaghebbend worden erkend, — ’t geen hij trouwens door zijne talrijke geschriften over die onderwerpen volkomen heeft verdiend. Tot die geschriften behooren “Description géographique de la Géorgie (1854—1857, 3 dln)”, “La correspondance des rois de Géorgie avec les souverains russes (1858)”, “Les ruines d’Ani (1860—1861, 2 dln met kaarten)”, “Dictionnaire triglotte, géorgien-russe-français (1840 enz.)” en meer andere. Ook schreef hij over eene wetenschappelijke reis door Caucasië, Georgië en Arménie, in 1847 en 1848 op kosten der regering ondernomen, zijn belangrijk “Rapport sur un voyage archéologique dans la Géorgie etc. (1849—1851)”, en vertaalde in 1864 de “Histoire de Siounie” uit het Arménisch van den metrapolitaan Sriphannos.