Brander noemt men een vaartuig, dat met brandbare stoffen geladen is, waarna het aangestoken en naar de vijandelijke vloot gezonden wordt. Men maakte daarvan voorheen bij zeeslagen doorgaans gebruik. Daartoe nam men gewoonlijk een koopvaardijschip, om zijn waren aard zooveel mogelijk te verbergen.
Het ruim werd met geteerd hout, riet, stroo enz. gevuld en door eene gezwinde lont in brand gestoken. Aan elke zijde van het schip waren 6 geschutpoorten met neerslaande luiken, waarachter zich even zoo vele kleine kanonnen bevonden, met kruid en eene houten prop geladen, geschikt om bij het losbarsten die luiken te doen opengaan, waarna de vlam door een sterken luchtstroom werd gevoed. Ook waren er gaten in het dek geboord boven de vuurtonnen, die men met een mengsel van pek en talk vulde. In het achterste gedeelte van zulk een brander bevond zich de manschap, die zich na het aansteken dier brandbare massa door eene poort in de boot of zwemmende moest redden. Het besturen van een brander vereischte eene groote onverschrokkenheid, daar zulk een vaartuig zoo digt mogelijk hij de vijandeljjke schepen moest gebragt worden, ja, eigenlijk moest het met enterhaken en dreggen aan een schip der vjjandelijke vloot worden vastgemaakt, en wel zoo sterk dat het zich niet van dien vernieler kon ontslaan.
Volgens het oude krjjgsregt werden de manschappen van een brander, als zij in ’s vijands handen vielen, aan de ra opgehangen. In de geschiedenis onzer zeemagt vinden wij de namen vermeld van vele dapperen, die zich waagden aan zulk een hagchelijk bedrijf. Merkwaardig zijn vooral de branders, door Gianibelli gedurende de belegering van Antwerpen vervaardigd, om de brug te doen springen, die de Spanjaarden over de Schelde hadden geslagen. In onze eeuw vernielde de Grieksche admiraal Miaulis met zijne branders tot tweemaal toe de Turksche vloot, en ook lord Exmouth heeft er gebruik van gemaakt bij de verovering van Algiers. In onze dagen echter zijn de branders tegen de gepantserde oorlogschepen van weinig dienst; men tracht dan ook het met hen beoogde doel door middel van torpedo-toestellen te bereiken.
Branders noemt men ook doppen, die op eene gas- of petrolenm-vlam geplaatst worden, om hieraan eene bepaalde gedaante te geven. Zij zijn doorgaans vervaardigd van ijzer, porselein of speksteen, — welke laatsten niet oxydéren en lava-branders heeten.
Naar den vorm der vlam onderscheidt men straalbranders, wanneer het gas uit eene loodregt geboorde fijne opening (of uit 3 openingen) stroomt, — en platte branders, wanneer het gas door eene spleet vloeit of door 2 buizen, die onderling een regten hoek vormen (Manchester-branders). De voornaamste soorten van gasbranders zijn: ééngaats-, driegaats-, spleet-, Manchester-, hanenspoor-, zwaluwstaart-, Argandsche-, Brunnersche-, Dumas- en zonne-branders. De keus uit deze branders dient men afhankelijk te maken van de ruimte, welke men van licht wil voorzien.
Petroleumlampen hebben platte of ronde branders; de eerste worden echter algemeen afgekeurd, omdat zij de glazen aan de uiteinden der spleet het sterkst verhitten en ze door die ongelijkmatige verwarming ligt doen springen. Van de ronde zijn “Kothe’s branders” zeer gezocht.