Brachmann (Karoline Luise), eene Duitsche dichteres, werd geboren te Rochlitz den 9den Februarij 1777. Reeds vroeg bleek haar aanleg voor poëzie, en hare gedichten werden op 13-jarigen leeftijd geplaatst in de “Horen” van Schiller en in den “Muaen-almanach.” Vooral Friedrich von Hardenlerg (Novalis) beijverde zich, om die gave te ontwikkelen. In 1800 werd zij door eene vlaag van zwaarmoedigheid aangetast, zoodat zij zich van eene tweede verdieping naar beneden wierp.
Schoon zwaar gewond, herstelde zij langzamerhand. Hare kalmte begon terug te keeren, toen het overlijden van Novalis, van hare zuster Amalia en van hare ouders haar aan eene treurige eenzaamheid en behoeftigheid ter prooi liet. In 1806 vatte zij eene hopelooze toegenegenheid op voor een gehuwd Fransch geneesheer, en in 1813 werd zij bijna krankzinnig, toen een Fransch officier, dien zij beminde, bij Leipzig sneuvelde. In 1820 knoopte zij wederom eene betrekking aan met een Pruissisch officier, met wien zij te Weimar en te Weenen vruchteloos streed tegen geldgebrek.
Nadat zij zich van dezen verwijderd had, bragt zij zich om het leven door zich den 17den September 1822 te Halle in de Saaie te werpen. Zij heeft een groot aantal voortreffelijke gedichten geschreven. Behalve een bundel van deze, gaf zij uit “Romantische Blüthen”, “Das Gottesurtheil”, “Novellen und kleine Romane”, “Schilderungen aus der Wirklichkeit”, “Verirrungen” enz. Eene bloemlezing uit hare gedichten met hare levensbeschrijving is in 1834 te Leipzig in 6 deelen van de pers gekomen.