Met dezen naam bestempelt men de vruchten van verschillende gewassen. De zwarte borstbeziën (Sebestenae, Myxae) zjjn afkomstig van Cordia Myxa L. of den eigenlijken borstbeziënboom. Ze is 7 tot 10 Ned. el hoog en heeft aschgraauwe, knobbelige takken.
De spiraalsgewijs geplaatste bladeren zijn langgesteeld, rond en gaafrandig of eenigzins getand. Het hout is wit, en de bloemen vormen eindelingsche trossen. De kelk is beker-, de bloemkroon schotelvormig. Zij draagt eene langwerpige vleezige zwarte bes.
Deze is eerst groen, dan geel, vervolgens rood en eindelijk zwart. Die bessen worden als een slijmerig en verzachtend middel gebruikt; doch zij zijn bij ons nagenoeg onbekend, daar zij zelden in een goeden toestand onze gewesten bereiken. De boom groeit in Oost-Indië, Arabië en Egypte. Wij geven hierbij (flg. 1) eene afbeelding van een bloeijenden tak op ¼de, in b een tak met vruchten op ½de, in c eene rijpe vrucht op ½de der natuurlijke grootte, in d zulk eene vrucht half van vruchtvleesch ontdaan, in e een vruchtbeginsel met stijl en stempel en in ƒ eene geopende bloemkroon.
De Fransche of Italiaansche borstbeziën of jujubes komen van een heester (Zizyphus vulgaris Lam.), die in het zuiden van Europa, in het noorden van Afrika en in het Oosten groeit. Dat gewas is vermoedelijk in den tijd van keizer Augustus naar Italië overgebragt en groeit er thans in het wild. Het behoort tot de familie der Rhamneën en heeft verspreide, ronde, gladde, roodachtig bruine takken. De takjes zijn sterk gekromd, stekelig en blaauwachtig van kleur, — de bladeren in twee rijen geplaatst, uitgeschulpt en gezaagd.
De bloemen staan ten getale van 2 of 3 in de oksels der bladeren. De kelk is plat-radvormig, vijfdeelig en groen,— de bloembladeren zijn langwerpig-spatelvormig. Deze heester draagt eene steenvrucht met geelachtig wit vleesch, dat eene bultige, tweehokkige noot omsluit. Deze vruchten zijn slijmerig en zoet, en waren weleer onder den naam van baccae jujubae in de apotheek aanwezig. In fig. 2 ziet men op ⅓de der natuurlijke grootte in a een tak, in b eene bloem 5-maal vergroot, in c eene vrucht op de helft der natuurlijke grootte; deze is doorgesneden in d, en in e aanschouwt men eene doorgesnedene kern.