Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bolus

betekenis & definitie

Bolus is de naam van gekleurde kleisoorten, waaraan vroeger eene belangrijke geneeskracht werd toegeschreven. Die van Lemnos werd zegel-aarde (terra sigillata) genoemd. De delfstofkundige geeft dien naam aan eene kleisoort, die min of meer vetachtig op het gevoel en zwak vetglanzend is, in schelpachtige, scherpkantige stukken breekt, in het water zich onder geknetter in hoe­kige brokjes verdeelt en eindelijk in eene fijne plastische massa verandert.

De bolus is bruin van kleur in verschillende schakéringen en wordt doorgaans rood bij het bran­den. Zijne hardheid is = 1, zijn soortelijk gewigt = 2. Hij smelt voor de blaasbuis tot een wit of geelachtig email, en wordt door zoutzuur gedeeltelijk ontleed. Hij bestaat uit 41—47% kiezelaarde, 18½—25% klei­aarde, 6—12% ijzer-oxyde (ook wel mangaan-oxyde), en 24—25% water met kleine hoeveelheden kali, magnésia en kalk-aarde.

Men vindt deze aardsoort vooral in basaltkloven, en zij komt voor in verschillende bergstreken van Europa. In den handel heeft men witten bolus, — bruinen bolus, die den fresco-schilder te pas komt, — rooden bolus van Sinope, die te voren veel als verfstof gebruikt werd, — Arménischen bolus, die tot on­dergrond voor verguldsel dient, en gelen bolus, dien men tot datzelfde doel aanwendt, ter­wijl hij, door branden rood geworden, onder den naam van Engelsch of Berlijnsch rood verkocht wordt. Ook dient hij tot kleefstof, en zijn deeg tot het vervaardigen van giet­vormen. De bolus moet door slibben zooveel mogelijk van zand worden gezuiverd, en vindt daarna aftrek als polijstmiddel voor glas, metalen en steenen. Het geloof aan zijne ge­neeskracht is echter reeds lang verdwenen.