Zoo noemde men in het oude Germaansche regt het geld, dat de moordenaar betalen moest aan de betrekkingen van den vermoorde (zie Weergeld), — alsook het geld, dat uitbetaald werd voor het ontdekken en aanbrengen van sommige misdrijven.
In Engeland werd daarvoor, volgens eene wet van 1699, 40 pond sterling en een certificaat van vrijstelling van sommige gemeentelijke diensten (tyburn-ticket) uitgereikt, en men verkocht dit laatste weleens voor 200 tot 300 pond sterling. De uitbetaalde geldsom bedroeg in 1813 niet minder dan 18000 pond sterling, en sommigen maakten van het aanbrengen een winstgevend bedrijf. Een zekere Daniël bekende in 1756, dat op zijn getuigenis 70 onschuldigen ter dood waren gebragt. Dat bloedgeld is in 1818 door eene parlements-acte afgeschaft.