Bijbelsche inleidings-wetenschap is die, welke ons de voorbereidende kennis verschaft , welke noodig is tot een juist begrip van de geschriften des Bijbels. Zij bevat derhalve de Bijbelsche oudheidkunde, tijdrekenkunde, aardrijkskunde, geschiedenis en uitlegkunde. Zij doet onderzoek naar het ontstaan van den Bijbel, naar de talen, waarin de gewijde schriften zijn opgesteld, naar de vertalingen, naar den toestand van den tekst en de middelen om hieraan de meeste zuiverheid te geven, — dit is het algemeene gedeelte.
In haar bijzonder gedeelte staat zij stil bij ieder boek en strekt hare nasporingen uit tot den schrijver, den tijd der vervaardiging, de echtheid en zuiverheid, tot den vorm en den inhoud, tot het gezag en de lotgevallen van zoodanig geschrift. Belangrijke “Inleidingen” zijn die van Hengstenberg, van Hug, van Credner, van Herbst enz.