Wij vermelden twee broeders , die dezen naam dragen , te weten :
Anton Baumstark, een uitstekend letterkundige, geboren te Sinzheim in April 1800. Hij bezocht het lycéum te Rastadt, studeerde te Heidelberg en werd geplaatst aan het letterkundig seminarium alhier.
In 1826 werd hij leeraar en in 1829 professor aan het gymnasium te Freiburg en in 1836 gewoon hoogleeraar in de letterkunde aan het door Zell opgerigt philologisch seminarium. Hij heeft zoowel in afzonderlijke werken als in tijdschriften belangrijke bijdragen geleverd tot bevordering der Latijnsche en Grieksche letterkunde. Daarenboven heeft hij in 1864 meer dan één geschrift uitgegeven, dat betrekking heeft op het onderwijs.
Eduard Baumstark, geboren te Sinzheim in Maart 1807. Deze bezocht desgelijks het lyceum te Rastadt en de universiteit te Heidelberg en beantwoordde als student eene prijsvraag over wijsbegeerte. In 1828 werd hij privaat-docent aan laatsgenoemde academie en schreef belangrijke opstellen over volkshuishoudkunde. Hij deed vervolgens zijne belangrijke “Encyklopädie der kameralistischen Wissenschaften (Heidelberg, 1836)” het licht zien.
In 1838 werd hij benoemd tot hoogleeraar te Greifswald, en een jaar later belast met het ontwerpen van een nieuw regelingsplan voor de academie te Eldena, waar hij vervolgens onderwijs gaf in de staathuishoudkunde. In 1848 naar de Pruissische Nationale vergadering gezonden, was hij weldra een hoofdleider der regterzijde; maar het volgende jaar nam hij, als lid der l*te kamer, plaats in het linkercentrum, werd vice-president der Kamer en bestreed de absolutistische partij. In 1851 was hij eileider van de constitutionéle linkerzijde en tegenstander van het ministérie Manteufel. Met Gervinus heeft hij de “Deutsche Jahr- bücher” uitgegeven en licht verspreid over verschillende staathuishoudkundige vraagstukken.