Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Baumhauer

betekenis & definitie

Baumhauer is de naam van een han­delshuis, dat onder de firma Goddart Cappel en Zonen anderhalve eeuw met smetteloozen roem te Amsterdam heeft bestaan. Een zoon van Mathien Jacob von Baumhauer, een vermogend, kundig en eerlijk koopman al­daar, was: Charles Mathien von Baumhauer.

Deze werd geboren den 5den September 1771. Reeds vroeg verloor hij zijn vader. Hij genoot eene zorg­vuldige opvoeding en was op 20-jarigen ouder­dom in staat om met een ouderen broeder, Jan von Baumhauer, de leiding der zaken op zich te nemen.

Toen echter door de onkiesche handelwijze van een boekhouder en door den loop der zaken de welvaart van het huis Goddart Cappel en Zonen zeer was afgenomen, wer­den de crediteuren voldaan, en Charles Ma­thieu begaf zich naar Engeland en Amerika om er handelsbetrekkingen aan te knoopen, waarin hij echter niet slaagde. Daarna ging hij als ambtenaar 3de klasse naar Oost-Indië en klom er weldra op tot aanzienlijke betrek­kingen, laatstelijk tot commissaris-inspecteur der Buitenbezittingen. Hij genoot er de algemeene achting, werd om zijne weldadigheid zeer geroemd, ontving in 1830 de ridderorde van den Nederlandschen leeuw, en overleed den 9den Mei 1834.

Willem Theodorus von Baumhauer, een jon­gere broeder van den voorgaande, gebo­ren den 22sten Januarij 1785, werd te Halle door Dr. Niemeyer opgeleid tot de Académische loopbaan. In 1803 werd hij student aan het athenaeum te Amsterdam en legde zich toe op de geneeskunde, terwijl hij later den hoogleeraar Wyttenbach naar Leiden volgde en zich hier bepaalde tot de Oude letteren en de regten. Hij promoveerde aldaar op den 22sten Maart 1811. In datzelfde jaar werd hij conseiller auditeur bij het Hoog Geregtshof te Brussel, in 1813 substituut van den procureur-generaal, in 1815 procureur-crimineel bij de regtbank te Brugge, en in 1817 advocaat-generaal bij het Hoog Geregtshof te Brus­sel. Hp bleef dat tot in 1830 en nam in de dagen der omwenteling de wijk naar Neder­land. Hij practiseerde eerst als advocaat te Utrecht, werd toen raadsheer in het Hoog Geregtshof te s’ Hage en in 1838 procureur- generaal van het proviciaal geregtshof te Utrecht. Zijne zwakke gezondheid noodzaakte hem, in 1843 zijne betrekking neder te leg­gen , en hij overleed den ll<ien December 1849, 4 zonen nalatende, door hem zelven in de beoefening der Oude letteren ingewijd.

Emile Jean Guillaume von Baumhauer, geboren te Brussel den 29sten Januarij 1819 en na de Belgische omwenteling naar Utrecht vertrokken, bezocht aldaar de Latijnsche school en in 1835 de academie en werd er den 2den Mei 1843 bevorderd tot doctor in de letteren. Later legde hij zich onder de leiding van den hoogleeraar Mulder ijverig toe op de scheien vervolgens op de genees­kunde , zoodat hij tot doctor in dit vak be­vorderd werd op den 104™ Julij 1845. Nu werd hij aangesteld tot tweeden geneesheer aan het buitengasthuis te Amsterdam, waar hij reeds eenigen tijd als interne werkzaam was, maakte er zich vertrouwd met de be­handeling van krankzinnigen en promoveerde den l0den Julij 1846 in de verloskunde. In 1847 werd hij ook doctor in de chirurgie en nam als geneesheer het bestuur van het krankzinnigengesticht te Deventer op zich. In dat zelfde jaar werd hij benoemd tot bui­tengewoon hoogleeraar in de verloskunde te Utrecht en deed in het begin van 1848 eene reis naar Berlijn, waar hij niet alleen gele­genheid had om de lessen der meestberoemde professoren in de geneeskunde bij te wonen, maar na het bloedbad van 18 Maart zelf werkzaam kon wezen. Met hetzelfde doel — uitbreiding zijner kennis — vertoefde hij te Weenen en te Praag, en aanvaardde den 22sten Junij daaraanvolgde zijn lioogleeraars- ambt. Slechts kort mogt hij werkzaam wezen; hij overleed op den 9den Februarij 1849. — Dat ook zijne broeders op eene loffelijke wijze werkzaam zijn op het gebied der we­tenschap, is eene bekendezaak.

< >