Barante (Guillaume Prosper Brugière, baron de), een beroemd Fransch geschiedschrijver en staatsman, werd geboren op den 10den Junij 1782 te Riom in Auvergne. Hjj kwam in 1799 op de Polytechnische school en verkreeg op jeugdigen leeftijd eene betrekking bij het Ministerie van Binnenlandsche Zaken. In 1806 werd hij auditeur bij den staatsraad, in 1807 sous-prefect te Bressuire, in 1809 prefect van het departement Vendée en vervolgens van het departement Basse Loire.
Den 20sten November 1815 nam hij zijn ontslag en bleef gedurende de honderd dagen buiten staatsdienst. Lodewijk XVIII benoemde hem tot lid van den Staatsraad en tot secretaris bij het Ministerie van Binnenlandsche Zaken, terwijl tevens het departement Puy de Dôme hem tot vertegenwoordiger koos. Hier behoorde hij met Guizot, Royer-Collard, de Broglie, Villemain en anderen tot de gematigd liberalen. De wet van 1816, waarbij een hooger ouderdom van de gekozenen werd geeischt, ontnam hem zijn zetel. Hij nam weder zitting in den Staatsraad en tevens in het besturend Comité voor de indirecte belastingen. De zegepraal der ultra's verwijderde hem uit de staatsdienst; hij werd echter tot pair benoemd. Tevergeefs werd hem in 1820 de post van gezant te Kopenhagen aangeboden. In de Kamer der Pairs bevond hij zich met Talleyrand, de Broglie en anderen in de gelederen der oppositie.
Zijne redevoeringen waren doorgaans meesterstukken en getuigden van eene degelijke staatkunde, — vooral die tegen den Spaanschen veldtogt van 1823. In het jaar 1828 werd hij lid van de Academie. Ten tijde van Louis Philippe was hij ambassadeur te Turijn en later te Petersburg, vanwaar hij in 1840 naar Frankrijk terugkeerde. Bij het uitbarsten der Februarij-omwenteling verwijderde hij zich van het staatkundig tooneel. Des te ijveriger wijdde hij zich aan de beoefening der wetenschappen, en hij overleed te Parijs op den 23sten November 1866.
Zijn eerste werk, “Tableau de la littérature Française pendant le 18ième siècle (Paris, 1809, 7de uitgave 1847)”, baarde reeds groot opzien. In 1814 werden de “Memoires de Ma dame de Laroche-Jaquelin” door hem uitgegeven. Hij vertaalde al de tooneelstukken van Schiller, alsook sommige van andere Duitsche dichters, en gaf in 1820 in het licht “Des communes et de l’aristocratie". Hij schreef in onderscheidene tijdschriften en in de “Biographie Universelle.” Zijn voornaamste werk is echter de “Histoire des ducs de Bourgogne de la maison de Valois, 1364—1477 (Paris 1824 etc., 13 delen).” Daarenboven heeft hij onderscheidene belangrijke levensbeschrijvingen in het licht gegeven.