Aytoun (William Edmondstoune), een Engelsch dichter, werd geboren in 1813 te Edinburg. Hij was de zoon van een regtsgeleerde, studeerde in zijne geboortestad in de regten en vestigde er zich in 1840 als advocaat. Hij wijdde zich echter bij voorkeur aan de beoefening der letterkunde.
Reeds in 1831 had hij een bundel gedichten uitgegeven en vervolgens een groot aantal geestige artikels geleverd in “Tait’s Magazine.” Weldra verliet hij de vrijzinnige partij, waartoe zijn vader behoorde, en werd een der ijverigste medewerkers in het conservatieve “Blackwood Magazine.” Met zijne scherpe pen geeselde hij de zwendelarij der spoorwegmaatschappijen en voerde strijd tegen de materialistische rigting der Manchestersche school. Een geschiedkundig werk, “Het leven en de dagen van Richard, koning van Engeland”, vond geen grooten bijval. Meer roem oogstte hij met zijne “Bon Gualtier Ballads”, die in 1844 in Punch verschenen, maar vooral met zijne “Lays of the scottish cavaliers”, die in 1848 gedrukt werden en nu reeds 17-maal uitgegeven zijn. Ook zijne Schotsche balladen (1858) en zijne vertaling van gedichten van Goethe (1859) werden met graagte ontvangen. Daarenboven heeft hij eenige romans geschreven.
In 1845 werd Aytoun benoemd tot hoogleeraar in de welsprekendheid en fraaije letteren te Edinburg. Met ijver ondersteunde hij het ministerie-Derby, en hij werd weldra bekleed met de waardigheid van sherif en admiraal der Orckney- en Shetlandeilanden. Na eenige jaren te hebben gesukkeld, overleed hij den 4den Augustus 1865 op zijn landgoed Blackhills bij Elgin in de Schotsche Hooglanden.