Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 12-01-2018

Authenticiteit

betekenis & definitie

Authenticiteit beteekent zelfstandigheid, echtheid, geldendheid, aanzien, geloofwaardigheid. Op letterkundig en oudheidkundig gebied spreekt men van de authenticiteit van een boek, een geschrift, of een stuk, en bedoelt er dan mede de echtheid, den waren oorsprong; dat het werkelijk geschreven is door den schrijver, of gemaakt door den componist, schilder of maker, wiens naam het draagt of aan wien het wordt toegekend; of ook wel dat het in dien tijd, onder dat volk of onder die omstandigheden geschreven is, welke, hetzij door den inhoud van ’t geschrift of het stuk zelf, of door andere getuigen als de tijd en de plaats der vervaardiging worden opgegeven.

Authentiek staat in dezen zin tegenover spurium, suppositum, onecht, ondergeschoven, wanneer ’t geschrift of het stuk niet afkomstig is van hem, op wiens naam het doorgaat, of niet tot het volk of tot den tijd behoort, waarvoor men het wil gehouden hebben, maar wanneer het om de eene of andere reden verdicht is. De geloofwaardigheid van een geschrift hangt wel dikwijls van de authenticiteit af, toch dient men de twee begrippen van elkander te onderscheiden. Ligtzinnigheid, onwetendheid en hartstogtelijkheid kunnen ook in authentieke geschriften de werkelijkheid, de waarheid verduisteren en op den achtergrond brengen, terwijl een onecht geschrift, dat onder een valschen naam bekend staat, zeer goed de zuivere waarheid aan het licht kan brengen. De authenticiteit wordt opgespoord, onderzocht en getoetst door de critiek. Wordt zij afgeleid en geconstateerd uit den inhoud en den vorm van het stuk zelf, dan heet die critiek innerlijke. Put men het bewijs voor de authenticiteit uit de getuigenissen van anderen, dan neemt men de uitwendige kenmerken (criteria) te hulpe.

In het juridische spreekt men van de authenticiteit eener acte, en van authentieke acten. Men noemt authentiek zoodanige acte, welke in den wettelijken vorm is verleden door of ten overstaan van openbare ambtenaren , die daartoe bevoegd zijn, ter plaatse, alwaar zulks is geschied.

Het geschrift, het stuk, de oirkonde, of het document moet dus in de eerste plaats opgemaakt of verleden zijn in den wettelijken vorm, dat is, al de formaliteiten, die de wet als onontbeerlijk voor het bestaan van het stuk voorschrijft, moeten zijn nagekomen; ten minste wanneer op het gemis daarvan uitdrukkelijk de nietigheid van het stuk is bedreigd. Ten tweede moet het opgemaakt zijn door of verleden ten overstaan van een openbaar ambtenaar.

Treedt die ambtenaar zelfhandelend, zelfstandig op, zoodat hij constateert, wat hij zelf heeft waargenomen of gedaan, en brengt hij die waarneming, die omstandigheid of dat feit in behoorlijken vorm in geschrift, dan wordt de acte door hem opgemaakt. Bij voorbeeld het protest wegens nonacceptatie of nonbetaling van een wissel wordt opgemaakt door een notaris, deurwaarder of griffier, omdat hij het persoonlijk door hem waargenomen feit constateert, dat de acceptatie of betaling, aan den betrokkene of acceptant gevraagd, door dezen geweigerd, en dat daarvan door hem protest opgemaakt is (zie acceptatie, protest, wissel). Zoo wordt door een notaris eene acte opgemaakt van ’tgeen in eene vergadering in zijn bijzijn geschiedt, of van de opneming eener plaatselijke gesteldheid, door hem in persoon gedaan.

Eene acte wordt ten overstaan van een ambtenaar verleden, als de belanghebbenden bij den inhoud van het stuk, de partijen, voor dien ambtenaar verschijnen, hem hunnen wil verklaren, of een feit mededeelen, meestal in tegenwoordigheid van getuigen, en wenschen dat de ambtenaar hun wil of dat medegedeelde feit in behoorlijken vorm in geschrift brengt. Zoo wordt een testament, eene acte, behelzende een koop en verkoop of eenige andere overeenkomst, voor een notaris verleden.

Hier is de ambtenaar meer passief; hij handelt niet volgens eigene, persoonlijke waarneming, maar hij is het instrument van de partijen. De ambtenaar moet verder zijn een openbaar ambtenaar, dat is, op wettige wijze door het staatsbestuur aangesteld in de functie, welke hij bekleedt en in de acte aanneemt. Tevens moet hij bevoegd, bekwaam zijn om over den inhoud van de acte te staan. Die bevoegdheid of bekwaamheid wordt in de verschillende wetten omschreven en bepaald. Zoo kunnen de acten van den burgerlijken stand uitsluitend verleden worden voor de ambtenaren van den burgerlijken stand; die van openbaren verkoop van roerende goederen alleen door notarissen, griffiers of deurwaarders. De bevoegdheid des ambtenaars is meestal beperkt binnen zekeren kring, of tot zekere plaatsen, eene provincie, een arrondissement, een kanton, eene gemeente, en zoo voort.

Oefent de ambtenaar zijne bediening uit buiten die grenzen, dan mist de acte het karakter van authenticiteit. Eene autenthieke acte levert tusschen partijen en hun erfgenamen of regtverkrijgenden een volledig bewijs op van hetgeen daarin vermeld staat, althans wat den hoofdinhoud, het eigenlijke onderwerp van de acte, aangaat. De uitvoering er van kan alleen worden geschorst, wanneer men hot stuk van valschheid beticht. Authentiek, in juridischen zin, staat tegenover onderhandsch (sous seign privé). Bij deze heeft de tusschenkomst van een openbaar ambtenaar niet plaats gehad.

Zoodanige acten, evenals alle andere onderhandsche geschriften, leveren, ten aanzien van de onderteekenaars en hun erfgenamen en regtverkrijgenden, hetzelfde volledig bewijs op als eene authentieke acte, maar zij moeten erkend worden door dengene, tegen wien men zich daarop beroept, of althans op eene wettige wijze voor erkend worden gehouden. De authentieke acte is om bewijskracht te hebben niet aan die laatste voorwaarde gebonden; vandaar dat zij veel beter het doel treft, dat partijen met eene acte beoogen: zich het schriftelijk bewijs te verschaffen van een feit, van eene handeling of wilsverklaring. Nog heeft eene authentieke acte dit voordeel boven eene onderhandsche, dat aan de grosse (zie aldaar) van die acten, mits zij aan het hoofd voeren de woorden “In naam des Konings,” dezelfde kracht toegekend wordt als aan de vonnissen der regterlijke magt, zoodat zij, mits in de Nederlanden opgemaakt of verleden, in het geheele rijk kunnen worden ten uitvoer gelegd, geëxecuteerd, executoir zijn, vatbaar voor executie (zie aldaar).

< >