Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 12-01-2018

Atlantische Oceaan

betekenis & definitie

Atlantische Oceaan of Atlantische zee is de naam der groote waterkom, die zich tusschen Europa en Afrika aan de ééne en Amerika aan de andere zijde tusschen 50° N. B. en 40° Z. B., uitstrekt. Hij ontving volgens sommigen zijn naam van het Atlasgebergte en volgens anderen van het gewaande eiland Atlantis. Hij is tusschen de Oude en de Nieuwe Wereld en de Poolcirkels besloten en vormt den band, die de beide IJszeeën vereenigt. Zijne lengte bedraagt van IJslands zuiderzoom tot aan den zuidpoolcirkel 1950 geogr. mijlen, en zijne breedte is op verschillende plaatsen zeer verschillend. Hij gelijkt op een groot lengtedal, dat van het noorden af in breedte toeneemt, en hij onderscheidt zich van den Stillen Oceaan door de eigenschap , dat zijne oostelijke en westelijke oevers sterk op elkander gelijken, — zóó zelfs, dat zij op 3 plaatsen tot op betrekkelijk korten afstand tot elkander naderen, namelijk aan de kust van Noorwegen en Groenland, — van Ierland en Labrador, — en van Afrika en Brazilië.

De aanzienlijkste diepte dezer zee vond kapitein Barrow in 1851 op 32° 6' N. B. en 44° 47 W. L. ten bedrage van 9650 Ned. el, zoodat deze de hoogte van den hoogsten berg op aarde overtreft. Hoogst belangrijk voor de kennis van dezen Oceaan is de kaart van Maury, waarop volgens peilingen de bodem van zijn zuidelijk gedeelte is voorgesteld. — Zijn warmtegraad is zeer verschillend en staat in naauw verband met den loop van den warmen Golfstroom. De aanzienlijkste warmtegraad van dezen bedraagt 30° C.

Men moet zich den Atlantischen Oceaan geenszins voorstellen als eene rustige massa water, want deze wordt aanhoudend door stroomen in beweging gebragt. De kennis van die stroomen is doorgaans voor den zeeman evenzoo belangrijk als die van de eilanden, klippen en banken. In het midden van den Oceaan tusschen de keerkringen loopt de stroom van het water naar het westen, hij verdeelt zich aan de kust van Amerika bij Kaap San Roque in 2 armen, die in verschillende rigtingen langs de kusten der Nieuwe Wereld vloeijen. Op 5° Z. B. ontwaart men dezen stroom, die het vaartuig met snelheid zuidwaarts stuwt naar de straat van Magelhaens, waar een koudwaterstroom uit de Poolzee hem tegemoetkomt , waardoor het varen om de zuidpunt van Amerika niet weinig bemoeijelijkt wordt. Anson had 3 maanden noodig om Kaap Hoorn voorbij te komen, Cook 24 dagen doch thans is eene week daartoe voldoende. De andere arm stroomt van San Roque met groote snelheid voorbij den mond der Amazonenrivier naar de Antillen, voorts tusschen het vaste land en het eiland Trinidad door den Drakenmuil en vereenigt zich daarna met een uit het oosten afkomstigen stroom , waarna hij, in zijne felle vaart gestuit door het vaste land van Middel-Amerika, in een grooten boog door de Golf van Mexico snelt en zich tusschen de zuidpunt van Florida en het eiland Cuba heenspoedt, om de oostwaarts gelegene Bahama-eilanden te bereiken. Door deze wordt de stroom zóó verdeeld, dat de ééne arm door het oude Bahamakanaal langs Cuba zuidoostwaarts loopt en zich tusschen de klippen verliest, terwijl de andere arm tusschen het schiereiland Florida en de Bahama-eilanden voorwaarts snelt. Deze laatste is de Golfstroom, die zich met zijne warme wateren in eene schuinsche rigting meer en meer van de kust van Noord-Amerika verwijdert. De zeeman, die hem van de Europésche zijde bereikt, bepaalt daardoor zijne lengte, daar zijne ligging door Franklin, Williams en Pownal naauwkeurig is aangewezen. Op den 41sten breedtegraad wendt deze stroom, die bij het verminderen zijner snelheid in breedte toeneemt, zich naar het oosten. Vóórdat hij de westelijke Açoren (Havikseilanden) bereikt, splitst hij zich weder in twee armen, van welke de ééne zich, althans in bepaalde jaargetijden, naar Ierland en Noorwegen, en de andere zich naar de Canarische eilanden en naar de westkust van Afrika wendt.

Terwijl de Golfstroom zijne breede, blaauwe wateren met snelheid naar het noorden en noordoosten stuwt, komt een niet minder geweldige stroom hem uit het noorden, uit Baffinsbaai, te gemoet. Beide stroomen komen te zamen op de bank van Newfoundland zonder zich te vermengen. De kille stroom uit het noorden bezorgt een lagen warmtegraad aan de oostelijke kusten van Noord-Amerika en vloeit vervolgens als onderstroom naar den evenaar, terwijl de voornaamste tak van den Golfstroom van Newfoundland noordoostwaarts snelt en aan de noordwestelijke kusten van Europa eene veel hoogere temperatuur verleent, dan zij anders op die breedte zouden bezitten. Hij loopt om de Noordkaap in de Noordelijke IJszee, van waar hij met een zwaai in den Atlantischen Oceaan terugkeert. Deze arm van den Golfstroom brengt voorwerpen der keerkringslanden op de kust van Ierland, Schotland en Noorwegen.

Een andere arm van den Golfstroom vloeit, zooals wij reeds zeiden, naar de Açorische eilanden en de noordwestelijke kusten van Afrika en stuit op het strand, dat zich van Gibraltar uitstrekt naar het Witte Voorgebergte (kaap Blanco), zoodat de scheepvaart hier vooral des zomers zeer gevaarlijk is. Van den noorderkeerkring af worden deze wateren weder westwaarts gestuwd. De grootste diepte van den Golfstroom, die men tot nu toe gepeild heeft, bedraagt 2650 Ned. el. Waar hij de straat van Florida verlaat, kan men zijne donkerblaauwe wateren gemakkelijk van de groene oppervlakte van den Oceaan onderscheiden. Het valt ligt in te zien — wat door Alexander von Humboldt op eene schilderachtige wijze is aangetoond —, dat de warmte van den breeden Golfstroom een weldadigen invloed heeft op de noordwestelijke landen van Europa.

Behalve de Golfstroom, door von Humboldt te regt de grootekringstroom van den Atlantischen Oceaan genoemd, verdient de Agullas-stroom vermelding, die uit de Indische zee langs de Kaap de Goede Hoop in den Atlantischen Oceaan vloeit en er langs de kust naar den evenaar snelt. Een andere stroom, uit de Golf van Guinéa afkomstig, trekt zuidwaarts den zooeven genoemden te gemoet, en beide bemoeijelijken de zeevaart aan de zuidkust van Afrika. Een andere belangrijke stroom in dezen Oceaan is de Aequatoriaal- stroom, die tusschen de keerkringen van het oosten naar het westen loopt en vermoedelijk het eerst door Columbus is waargenomen. Ten zuidoosten van het eiland Trinidad begeeft zich deze stroom naar het westnoordwesten, hiertoe gedrongen door den stroom, die langs de kust van Brazilië en Guyana van het zuidoosten naar het noordwesten loopt. Opmerkelijk is het, dat de stroom, die in den Stillen Oceaan naar de kust van Chili vloeit, juist eene tegenovergestelde rigting heeft.

Niet minder belangrijk dan de rigting der stroomen is die der winden op den Atlantische oceaan. Vooral Coffin en Maury — beide Amerikanen — hebben zich beijverd om ons daarmede bekend te maken. Door het raadplegen van talrijke scheepsjournalen hebben zij op bepaalde wetten gewezen, die voor de meteorologie hoogst belangrijk zijn. Het is gebleken, dat de zuidoostelijke en noordoostelijke winden, wanneer zij gewesten van lagere temperatuur bereiken, nevelen en regenvlagen doen ontstaan en in het omgekeerde geval verdamping veroorzaken en dus droogte brengen, — voorts dat de noordwestewinden op het zuidelijk halfrond heviger waaijen dan de zuidwestewinden op het noordelijk halfrond, — dat de noordoostewind heerschappij voert over een gebied van afwisselende breedte, tusschen 17° en 35° N.B. gelegen, zich zelfs uitstrekkende tot 30° Z.B. naar gelang van het jaargetijde, — en dat over een dergelijk gebied (gemiddeld tusschen 9° Z.B. en 9° N.B.) in het zuidelijke gedeelte van den Oceaan de zuidoostewind aanhoudend blaast. Beide laatstgenoemde luchtstromen zijn de passaat- of streekwinden. In de Golf van Guinéa waait regelmatig de moesson van Junij tot het einde van November en brengt er het natte jaargetijde. Eindelijk vermelden wij den Stiltegordel, die bij den evenaar gelegen is, maar ook wel hevige stormen en vooral vele onweders kent.

Vestigt men het oog op de gedaante van den Atlantischen Oceaan, dan kan men hem in twee vrij gelijke helften verdeelen. De noordelijke, zich van den evenaar tot aan de Noordelijke IJszee uitstrekkende, draagt meer bepaald den naam van Atlantische zee, terwijl de andere, tot aan de Zuidelijke IJszee voortloopende met dien van Aethiopische zee of Zee van Guinéa bestempeld wordt.

Komen wij door het Engelsche kanaal in de Atlantische zee, dan bereiken wij er in de eerste plaats de Golf van Biscaye, aan de zuidzijde door het Cantabrisch gebergte omsloten, waar de voornaamste rivieren van Frankrijk — met uitzondering van de Saône — zich uitstorten. Langs de Fransche kust heeft men er talrijke eilanden, die er bij Spanje ontbreken. De kust van Biscaye of de Spaansche zee is diep en voor de scheepvaart uitnemend geschikt, daar de kusten haar tegen stormen uit het oosten en zuiden beveiligen. Van kaap Ortegal loopt de kust met eene kronkelende lijn naar het zuidwesten, vormt er de baai van Corunna en gaat in dezelfde rigting verder naar Kaap Finisterre. Dan ontmoet men zuidwaarts eenige boezems tot aan de grenzen van Portugal, waar de Minho zich uitstort. De kust strekt zich verder uit naar den mond der Duero beneden de stad Oporto en loopt van hier met talrijke baaijen weder naar het zuidwesten. De eerste dier baaijen ligt vóór de stad Coimbra en de volgende vóór den mond der Mondego. Dan steekt het land meer westwaarts uit en buigt zich eerst achter Kaap Roca naar het zuidoosten. Hier vormt de mond van de Taag een breeden, diep landwaarts doordringenden boezem, welke door Kaap Espichel van dien van Setubal gescheiden is, waarna de kust in eene zuidwestelijke rigting voortloopt tot aan kaap St. Vincent, den zuidwestelijken uithoek van Portugal. Over de Middellandsche zee (zie onder dien naam), de grootste golf van de Atlantische zee en door de straat van Gibraltar met haar verbonden, spreken wij later.

Aan de kust van Afrika zijn in de Atlantische zee de uitgestrekte massa’s drijvend zeewier (sargasso) merkwaardig, die haar tusschen kaap Blanco en de Kaap Verdische eilanden op eene groene weide doen gelijken. Van 10° tot 25° N.B. en van 320° tot 335° W.L. (50000 ü geogr. mijlen) is nagenoeg hare geheele oppervlakte met dat gewas bedekt. De wortels dier planten zijn zoodanig door elkander gestrengeld, dat zij de scheepvaart hoogst moeijelijk maken. Er is voor ’t overige eene aanzienlijke diepte. Somtijds worden gedeelten van den plantengroei dier Sargassozee door stormen en stroomen voortgesleurd en naar verschillende kanten verstrooid, zelfs tot in de Noordelijke en Zuidelijke IJszee. Volgens von Humboldt bestaat die zee eigenlijk uit eene Groote en Kleine Varec-(wier-)bank en onderscheidene kleinere met wier bedekte gedeelten. Bij den evenaar zijn somtijds gedeelten der Atlantische zee bedekt met puimsteen, dat soortelijk een weinig ligter is dan water, maar op het warmste van den dag onder zijne oppervlakte wegzinkt. — Voor ’t overige levert de Atlantische zee aan de Afrikaansche kust weinig merkwaardigs op. Wél vindt men er een aantal groote en kleine golven, maar zij ontvangt er— behalve de Senegal — geene enkele belangrijke rivier. Ten noordwesten van de straat van Gibraltar verrijzen de Agorische eilanden met Madeira, ten zuiden van deze de Canarische eilanden, en nog verder zuidwaarts, aan de kust van Senegambië de Eilanden van het Groene Voorgebergte (Kaap Verdische eilanden).

Als men deze kust van Afrika met de oostkust van Amerika vergelijkt, dan ziet men, dat deze laatste juist op die plaatsen vooruitspringt, waar eerstgemelde golven of baaijen vormt. Ook daar — bij Amerika — vindt men groote boezems, namelijk de Golf van Mexico, aan de westzijde met een halven cirkel door dit land omsloten, ten noorden door de Vereenigde Staten begrensd en ten oosten door de groote eilanden Cuba, Jamaica en St. Domingo gedekt, — en de Caraïbische zee, tusschen St. Domingo en Jamaica ten noorden, de West-Indische eilanden ten oosten en de noordkust van Zuid-Amerika gelegen. Eerstgemelde golf, waarin de Mississippi en de Rio del Norte zich uitstorten, is door het Bahamakanaal (tusschen Cuba en Florida) met de Atlantische zee verbonden. Van hier loopt de kust, met eene geringe helling naar het oosten, bijna noordwaarts tot aan het eiland Newfoundland voor den mond der St. Laurensrivier. Zij vormt er een aantal baaijen en is hier en daar door eilanden beveiligd.

Van de andere helft van den Atlantischen Oceaan, van de Aethiopisehe zee, is weinig merkwaardigs te vermelden. Zij strekt zich uit van den evenaar tot aan de zuidelijke landpunten van Afrika en heeft geene afzonderlijke waterkommen. Bij den evenaar ontvangt zij van de Amerikaansche zijde de ontzettend groote Amazonenrivier, en terwijl hier het land oostwaarts vooruitspringt, wijkt de Afrikaansche kust in dezelfde mate achterwaarts in de Golf van Guinéa. Aan beide kusten worden zeer weinig eilanden gevonden. Midden in zee liggen St. Helena, Ascension, Martin Vaz en Tristan d’Acunha. Vuurland behoort reeds tot den Zuidelijken Oceaan.

Tot aan de ontdekking van de Kaap de Goede Hoop en van Amerika was de Atlantische Oceaan een huiveringwekkende, onbekende waterplas, — tegenwoordig is zij de hoofdweg van het drukke handelsverkeer der verschillende werelddeelen. De jongste waarnemingen omtrent de temperatuur, de stroomen en de winden van dien Oceaan hebben belangrijke vruchten gedragen voor de scheepvaart; zij hebben den zeeman in staat gesteld, om door het kiezen der gunstige koersen zijne reizen aanmerkelijk te bekorten. Twee wegen verbinden Europa met de Noord-Amerikaansche havens. De eerste loopt buiten den passaatgordel dwars over den Oceaan ten noorden van de Agorische eilanden en wordt uit ons Vaderland in 48 dagen bij gunstigen oostewind in 38 dagen, en met stoombooten in 10 dagen volbragt — althans wanneer men met geen tegenspoed te worstelen heeft in het Engelsche Kanaal. Bij aanhoudenden westewind begeeft zich de zeeman zuidwaarts, om den noordoostpassaat op te zoeken en hij laat zich door dezen voortstuwen tot op den meridiaan zijner bestemming, waarna hij deze noordwaarts stevenend zoekt te bereiken. Men keert uit Noord-Amerika terug langs den noordelijken rand van den Golfstroom, door wiens voorwaarts rollende wateren de reis aanmerkelijk bespoedigd wordt. Ook om naar West-Indië, naar de havens van Venezuela, en naar de Golf van Mexico te reizen, maakt men gebruik van den noordoostpassaat. Gaat de togt naar de Groote Antillen, New Orleans, Veracruz of Tampico, dan zeilen de schepen naar het kanaal, dat Guadeloupe en Antigua scheidt. Dat kanaal is de poort der Caraibische zee, waardoor men zich naar St. Thomas, Portorico, Portau-Prince (Haïti), Kingston (Jamaïca), Havana en de havens der Golf van Mexico begeeft. Om de havens der kust van Venezuela te bereiken, zeilt men door het Kanaal, dat tusschen Santa Lucia en St. Vincent gelegen is. Moeijelijk is in die gewesten de reis van het westen naar het oosten, waartegen wind en stroom zich verzetten. Bij eene reis uit de havens van Venezuela of Cumana naar Europa verlaat men de Caraïbische zee door de Monapassage (tusschen Haïti en Portorico) en men houdt noordoostwaarts aan, om de parallel van 40" N. B. tusschen de meridianen van 30° en 35° W. L. van Greenwich te snijden. Van Veracruz, Tampico , New Orleans en Havana naar Europa zeilende, laat men, na het passéren der straat van Florida, terstond den Golfstroom aan de regterhand liggen. Men behoudt bij zijn zuidelijken zoom een noordoosteiijken koers en doorsnijdt hem eerst in den omtrek der Agorische eilanden. Wil men zich uit Europa naar de oostkust van Zuid-Amcrika begeven, dan legt men aan naar het zuidzuidwesten om de Açorische eilanden te bereiken, waarachter de noordoostpassaat al spoedig begint te waaijen. Daar deze bij het naderen van den evenaar allengs oostelijker wordt, zeilt men zoo veel mogelijk bij den wind oostwaarts, om den evenaar tusschen 18° en 23° W. L. van Greenwich te snijden. Hier ontmoet men den zuidoostpassaat, die er desgelijks uit het oosten waait, waar men wederom bij den wind zeilt, om boven kaap Augustijn aan de kust van Brazilië te komen, waarlangs men verder Rio Janeiro bereiken kan. Van Europa naar de Kaap de Goede Hoop houdt het schip den laatstbeschreven koers tot aan den evenaar, stevent vervolgens naar het eiland Trinidad, om zooveel mogelijk van den zuidoostpassaat gebruik te maken, zeilt er aan de westzijde langs en vaart nu met de westelijke winden, welke buiten dien passaat gordel heerschen, naar de zuidpunt van Afrika, de parallel van 30° Z. B. op ongeveer 20° "VV. L. van Greenwich snijdende, — een togt, die uit ons Vaderland gewoonlijk 60 of 70 dagen duurt. Wil men van Montevideo of Rio Janeiro naar Europa terugkeeren, dan blijft het schip aanvankelijk in de nabijheid der kust, om zich van de regelmatig afwisselende en veranderlijke winden te bedienen. Aan de noordzijde van den evenaar wordt koers gezet naar de Açorische eilanden, om digt bij den noordoostpassaat den togt voort te zetten. Van de Kaap de Goede Hoop zeilt men onder begunstiging van den zuidoostpassaat naar het eiland St. Helena en men snijdt den evenaar op 20° W. L. van Greenwich, waarna men de Açorisehe eilanden opzoekt en deze aan de regterhand laat liggen, om vervolgens Europa te bereiken langs den breeden waterweg die ook van Amerika derwaarts loopt.