Ardéche (De) is eene rivier in Frankrijk, eene zijrivier van de Rhône. Zij ontspringt in de Cevennes, vormt onderscheiden fraaije watervallen en eindigt haren loop, die zich over een afstand van 10 geogr. mijlen uitstrekt, nadat zij bij St. Martin bevaarbaar is geworden, boven Pont-St.-Esprit.
Het Departement van dien naam heeft van de rivier zijn naam ontvangen. Voorheen behoorde het tot Languedoc, en het ontstond uit de gewesten Vivarais, Comminges, Nebouzant en Rivière-Verdun. Het grenst ten noorden aan het Rhônedepartement, ten oosten aan het Isère- en Drômedepartement, ten zuiden aan het Garddepartement en ten westen aan de Lozère- en Haute Loiredepartementen, en telt op eene oppervlakte van 100 □ geogr. mijlen eene bevolking van ruim 387.000 zielen, van welke 4/5de de R. Katholieke en 1/5de de Protestantsche godsdienst belijden. De bodem is er bergachtig, vooral aan de noordwestelijke grenzen, waar de Cevennes zich verheffen met den Mont-Mezene (1774 Ned. el), den Gerbier de Joncs (1562 Ned. el) en het Plateau van Tanargue (1528 Ned. el). Langs de hellingen der bergen stroomen er de Cance, de Doux, de Erieux, de Ouvère, de Lavezon, de Escoutay en de Ardèche naar de Rhône. Daarvan is alleen de Ardèche bevaarbaar. Gneis, zand- en leisteen en kalk zijn er doorboord van vulkanische gesteenten, en de talrijke uitgedoofde kraters benevens de basaltvormingen, grotten en reuzendammen geven er aan het landschap eene schilderachtige bekoorlijkheid.
De bosschen bestaan er uit pijnboomen, sparren en beuken, die tot verblijfplaats strekken aan wolven, vossen, dassen, civetkatten en veel gevogelte. Ook is er een overvloed van visch in de rivieren en beken. De winter duurt er in het hoogste gedeelte 5 tot 8 maanden en is dus beter geschikt voor de veeteelt dan voor den landbouw. In de oostelijke terraslanden en in de dalen is daarentegen de warmte zoo groot, dat er zelfs de olijfboom groeit. Naast deze vindt men er den wijnstok, — voorts vijgen- en amandelboomen, kastanje- en noteboomen. Graan wordt er niet genoeg verbouwd voor de behoefte. Geen vierde gedeelte van den grond is door den landbouw in beslag genomen, — een groot gedeelte is met weilanden en wouden bedekt. In de bergen vindt men er onderscheidene belangrijke delfstoffen, zooals graniet, leisteen, marmer, gips enz., en men heeft er zelfs antimonium-, ijzer-, zwavel- en steenkolengroeven geopend. Ook de nijverheid sluimert er niet, zooals blijkt uit de talrijke laken-, zijde-, katoen- en papierfabrieken, uit de looijerijen, de ververijen, handschoenen- en ijzerfabrieken. Vooral de zijde- en de bijenteelt zijn er van groot belang.
Dit departement is verdeeld in 3 arrondissementen, Privas, Largentière en Tournon. De hoofdstad is Privas.