Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Anthropologie

betekenis & definitie

Anthropologie is in het algemeen de leer van den mensch. In de ruimste beteekenis van het woord en in zoover de wetenschap van den mensch zijn geheelen aard en wezen en zijn geslacht omvat en dus ook de ontwikkeling en de werkzaamheid van dit laatste in de wereld met de wetten, die daarop betrekking hebben, omsluit de anthropologie de geheele menschelijke wetenschap met uitzondering van de leer van God en van de natuur buiten den mensch, voorzoover namelijk de kennis van deze beide laatsten niet beschouwd moet worden als een voortbrengsel van ’s menschen geest.

Deze leer van den mensch is gebouwd op ’t geen men door ervaring is te weten gekomen van ’s menschen wezen, van zijne oorspronkelijke bestanddeelen en van de wetten van zijn bestaan. De mensch vormt onder een groot aantal bekende schepselen een afzonderlijk geslacht, hetwelk zich onderscheidt door de eigenaardigheden des ligchaams en nog meer door die des geestes. Natuurlijk is zelfkennis het naaste doel der anthropologie. Wordt voorts de subjectieve ervaring, door zelfkennis verworven, op de kennis van andere menschen toegepast, dan ontstaat uit de pragmatische anthropologie de menschkunde (anthropognosie). Beider objectieve uitkomsten zijn de biographie (levensbeschrijving), de ethnographie (volkerenbeschrijving), en de algemeene geschiedenis der menschheid. Uit de beginselen, die langs den weg der ervaring verzameld zijn, ontstaat door zamenvatting van het algemeene de empirische zielkunde (psychologie), en bij eene meer algemeene opvatting de leer van het wezen der ziel (pneumatologie). Deze takken der menschkunde zijn van bespiegelenden aard, andere daarentegen hebben betrekking op de gezellige zamenleving. Hier wordt de anthropologie toegepast op de opvoed- en regeerkunde , en er is daarenboven naauwelijks een deel van practische kunst en wetenschap, dat niet in naauw verband staat met de leer van den mensch.

Als voorbeelden noemen wij de geneeskunde, de regtspleging, handel en nijverheid en het geheele fabriekwezen, voorzoover het vermeerdering van levensgenot bedoelt. Tevens vereischen de schoone kunsten, bijaldien zij aan hare bestemming zullen beantwoorden, eene grondige studie der menschelijke natuur. Al die wetenschappelijke vakken, welke uit de algemeene begrippen der anthropologie zijn afgeleid, kan men in drie groote groepen verdeelen, namelijk in de empirische of de ervaringsleer van ’s menschen wezen, bestanddeelen en wetten, in de wijsgeerige of bespiegelende leer van ’s menschen ideeën, en in de historisch-philosophische leer van ’s menschen werkzaamheid of van de wederkeerige werking van de wijsgeerige ideeën met ’s menschen aard en aanleg, en van deze laatste met de wereld buiten hem. De eerste groep kan men noemen de wetenschap van ’s menschen organismus, de tweede die van ’s menschen denken, en de derde die van ’s menschen leven. De eerste beschouwt den mensch als een natuurlijk schepsel, de tweede als een geestelijk en vrij werkend wezen, en de derde toont ons de uitkomst van beider zamenwerking. Hier is datgene, wat men in engeren zin met den naam van anthropologie bestempelt, niets anders dan de op ervaring gegronde wetenschap van het wezen van den mensch.

Daar wij bij den mensch ligchaam en ziel onderscheiden en dagelijks ondervinden, dat zij op het naauwst verbonden zijn en wederkeerig op elkander werken, zoo is de anthropologie in engeren zin desgelijks in drie deelen verdeeld, namelijk in de leer van het ligchaam, in die der ziel en in die van beider verbinding en beider wederkeerige werking. Voor zoover zich de anthropologie tot ’s menschen ligchaam bepaalt, wordt zij de physische of somatische (ligchaambeschouwende) anthropologie genoemd en zij staat, als omvattende de regelen der diaetetiek en der gezondheidsleer, als geneeskundige anthropologie met de geneeskunde in het naauwste verband. De leer van de ziel draagt den naam van psychologie en, voor zoover over het kenvermogen gehandeld wordt (verstand, rede, bewustzijn), wijsgeerige of pneumatische anthropologie; eindelijk noemt men dat gedeelte, hetwelk zich bezig houdt met de wederkeerige betrekking van ziel en ligchaam, de vergelijkende of synthetische anthropologie. Het hoogste doel en het eigenlijke wezen der wijsgeerige en vergelijkende anthropologie is daarin gelegen, dat ’s menschen aard in zijn geheel doorgrond en het verband der daarin heerschende wetten zoowel onderling als met betrekking tot de algemeene wetten der natuur zoo duidelijk mogelijk voorgesteld wordt.

Zulk eene anthropologie is de hoogere eenheid, waarin de leer van ligchaam en ziel zich oplost met het geheel van alle wetenschappen, die zich met de opsporing van ’s menschen aard en wezen bezig houden. De mensch als microcosmos, als eene wereld in ’t klein, cn de mensch in verband met de geheele schepping. ziedaar de beide voornaamste oogpunten der anthropologische beschouwingen. Anatomie, physiologie, psychologie en vergelijkende natuurbeschouwingen leveren haar de bouwstoffen, die zij naar den eisch der wetenschap moet verwerken.

Tot de natuurlijke geschiedenis van den mensch is in den laatsten tijd eene belangrijke bijdrage geleverd door Darwin in zijn werk “On the origin of species etc.” (in het Nederlandsch door Dr. T. C. Winkler, 1860). Eene “Anthropologie der Naturvölker” is door Waitz gegeven (Leipzig 1859 tot 1864). Eene physiologische anthropologie hebben wij van Burdach onder den titel van “Anthropologie für das gebildete Publikum”, eene psychische van Klencke, namelijk “System der organischen Psychologie” enz. De zuivere of bespiegelende psychische anthropologie is behandeld door onderscheidene wijsgeeren, door Fichte in zijne “Anthropologie, neu begrundet auf natur- wissenschaftlichen Wege” (2de uitgave 1861), door Rozenkranz (3de uitgave 1868) en anderen. Ook de “Anthropologie in pragmatischer Hinsicht” van Kant mag hier niet worden vergeten, noch ook de “Pragmatische Psychologie” van Beneke. Tot de wijsgeerige beschouwingen van 's menschen maatschappe- lijken toestand behooren de “Ideen zur Philosophie der Geschichte der Menschheit” van Herder, — voorts “Mikrokosmus oder Ideen zur Naturgeschichte und Geschichte der Menschheit” van Lutze, “Der Mensch in der Geschichte” van Bastian enz. Ook Chambers, Vogt en onze Pruis van der Hoeven hebben zich verdienstelijk gemaakt op het gebied der anthropologie. Tot de anthropologie behoort desgelijks wat door Gall en Lavater en hunne volgelingen over schedelleer en gelaatkunde geschreven is.