Alfieri (Vittorio, graaf) de meest beroemde Italiaansche dichter van den nieuweren tijd, aanschouwde op den 17den Januarij 1749 te Asti het levenslicht. Zijne levensbeschrijving, door hemzelven opgesteld, geeft eene getrouwe schets van zijn jeugdig leven, dat niet van groote roekeloosheid is vrij te pleiten. Hij noemt zich zelven een lediglooper, een loshoofd, een domkop. In het huis van zijne rijke en aanzienlijke ouders genoot hij eene opvoeding, die weinig geschikt was, om den geest te verlichten en het hart te veredelen. Aan de Academie te Turijn, werwaarts hij in 1758 vertrokken was, vond zijn toestand geene verbetering. Vervolgens nam hij dienst, en nadat hij zonder veel vrucht een tweetal reizen door Italië, Frankrijk, Engeland en Nederland had volbragt, nam hij uit afkeer van allen dwang zijn ontslag uit de dienst en leefde in volslagen werkeloosheid. Eindelijk trad hij in 1776 te voorschijn met “Cleopatra”, zijne eerste proeve op dramatisch gebied.
Zij werd met bijval begroet, en hierdoor aangemoedigd, zocht de dichter met ijver en volharding in te halen, wat hij in de dagen der jeugd had verzuimd. Hij legde zich toe op de oude talen en begaf zich naar Florence om zich het zuiver Toscaansch dialect eigen te maken, Hier leerde hij de gravin Albany, de gemalin van den pretendent Eduard van Engeland kennen en bleef aan deze met den band der innigste toegenegenheid verbonden. Om zich harer waardig te betoonen, vlocht hij gedurig nieuwe takken in den krans van zijn dichterlijken roem. Ten einde zich onafhankelijk te maken van alle dagelijksche beslommeringen en zorgen stond hij al zijne goederen af aan zijne zuster tegen het genot van een geringe rente. Nu toefde hij bij afwisseling te Florence en te Rome en voltooide 14 treurspelen, waaraan hij later nog eenigen toevoegde. Na den dood van den pretendent waren Alfieri en de gravin Albany onafscheidelijk te zamen; zij hielden bij afwisseling hun verblijf in den Elsas en te Parijs. Bij het uitbarsten der Fransche omwenteling begaven zij zich naar Engeland. Geldverlegenheid, door het dalen der assignaten veroorzaakt, deden hem gedurende korten tijd naar Parijs terugkeeren, en hij bleef vervolgens met zijne getrouwe vriendin te Florence. Hier hield hij zich vooral bezig met de beoefening van de Grieksche taal- en letterkunde. In de laatste jaren van zijn leven werd hij geweldig geplaagd door de jicht. Hjj overleed den 8sten October 1803 en werd te Florence in de kerk van Santa Croce tusschen Macchiavelli en Michel Angelo ter aarde besteld.
Alfieri heeft 21 treurspelen, 6 blijspelen en eene melotragédie “Abel” geschreven, welke laatste als zijn meesterstuk wordt beschouwd , — voorts een heldendicht in 4 zangen, 16 satyren, onderscheidene kleine gedichten en een groot aantal vertalingen van de fraaiste gedeelten van Latijnsche en Grieksche dichters. Hij is de hervormer van het treurspel in Italië. Zijne stukken onderscheiden zich door eene groote mate van oorspronkelijkheid en door eene naauwkeurige bewerking; zij ademen waarheidszin en vrijheidsliefde benevens eene vurige geestdrift voor al wat groot en edel is. Daarentegen zijn zij zeer eenvoudig in hun zamenstel, en hunne aantrekkelijkheid is meer gelegen in de kracht der karakters dan in de bevalligheid der inkleeding. Zelfs zijne blijspelen hebben iets ernstigs en bezitten meestal eene staatkundige strekking. Eene volledige uitgave van zijne werken verscheen in 1809 en 1810 te Padua en Brescia in 37 deelen.