Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Adstringentia

betekenis & definitie

Adstringentia zijn geneesmiddelen, die dezen naam ontleenen aan hunne zamentrekkende werking op de vezels van het dierlijk weefsel, zoodat zij aan dit laatste meer digtheid geven, terwijl zij tevens de eigenschap hebben, om het eiwit uit zijne verbinding op te lossen, namelijk, om het te doen stremmen.

Daar het eiwit tot de hoofdbestanddeelen van het bloed behoort, brengen zij ook dat in een geronnen toestand, en daar de wanden der bloedvaten uit eene menigte veerkrachtige vezels bestaan, is het duidelijk, dat bloedingen dikwijls door adstringerende middelen tot stilstand kunnen gebragt worden, weshalve zij ook den naam van styptica of bloedstelpende middelen dragen. Zij worden uitwendig en plaatselijk gebruikt, bijvoorbeeld bij vele huidziekten, wier oorzaak in eene overmatige bloedafscheiding der van opperhuid beroofde lederhuid gelegen is, zooals bij brandwonden, bij eene sterke werking van blaartrekkende pleisters, bij zweren van grooten omvang, bij het doorliggen enz. Zij werken in zulke gevallen genezend, omdat zij in de afscheiding der gewonde deelen het eiwit doen stremmen en alzoo eene beveiligende bedekking vormen, en omdat zij perk stellen aan de ziekelijke afscheiding. Doordien zij de blootgelegde huidzenuwen tegen den invloed der lucht beveiligen, werken zij tevens pijnstillend. Belangrijk is vooral het gebruik van zamentrekkende middelen bij alle ontstekingen van het bindweefsel der oogleden en oogappels, omdat zij de ziekelijk uitgezette bloedvaten tot zamentrekking noodzaken. Zij hebben eene dergelijke werking bij loopende ooren en bij ziekelijke aandoening van de slijmvliezen der geslachtsdeelen, alsmede bij een katarhalen of geprikkelden toestand van de slijmvliezen van maag en darmen, waar zij de afscheiding aanmerkelijk verminderen. Worden zij echter te sterk en te langdurig aangewend, dan veroorzaken zij zelve ligt ontsteking.

De zamentrekkende eigenschap dier middelen is bij plantaardige stoffen vooral in het looizuur gelegen. Die stoffen kunnen tot tegengift dienen bij vergiftiging met narcotische of bedwelmende zelfstandigheden, met schadelijke paddestoelen, chinine, braakwijnsteen enz. Vraagt men, welke de zamentrekkende middelen zijn, dan noemen wij in de eerste plaats het onvermengde looizuur, dat vooral uit galappels verkregen wordt, dan galappels zelve, eikels en eikenschors, het racahout, dat uit verschillende buitenlandsche soorten van eiken verkregen wordt, de bast van iepen- en kastanjeboomen, de bladeren van den walnotenboom en de groene notenbasten — voorts onder de vreemde plantenstoffen vooral de ratanha, het campêche-hout, het kino, de katjoe, de beerendruif (arctostaphylos officinalis W., arbutus uva ursi L.) en monesia-bast, — eindelijk het krachtig werkende kreosot en het veel zachtere azijn- en citroenzuur. Tot de delfstoffelijke adstringentia behooren azijnzuur lood (loodsuiker), zwavelzuur ijzeroxydule (ijzervitriool) , ijzerchloride, koper- en zinkvitriool, salpeterzuur zilveroxydule (helsche steen), aluin, zwavel- en salpeterzuur. Daarenboven hebben vele andere stoffen, vooral bittere plantenstoffen, zooals kina- en wilgenbast, eene zamentrekkende werking. Tot de bloedstelpende middelen rekent men vooral zuiver looizuur (tannine), afkooksels van galappels en eikenschors, ratanha, metaalzouten, vooral ijzerchloride, kreosot, zwavel- en salpeterzuur, benevens absolute alkohol, die niet zamentrekkend werkt, maar het eiwit zeer spoedig doet stremmen. Minder krachtig, maar dikwijls voldoende is de werking van azijn, ijs en koud water.

< >