zitten - Werkwoord
1. (inerg) op het zitvlak rusten
♢ Ik heb lekker in het zonnetje gezeten.
♢ Er wordt zelden op die stoel gezeten.
2. ergatief zetelen, plaats genomen hebben
♢ Hij was gezeten op een troon van goud, versierd met diamanten.
3. (auxl) duratief hulpwerkwoord
♢ Daar zit verandering in te komen.
♢ Hij heeft die puzzel op zitten lossen.
4. in de gevangenis een straf ondergaan
Woordherkomst
afkomstig van:
Middelnederlands: sitten, zitten, setten
Oudernederlands: sitten
Germaans: *sitjanan
Indo-Europees: *sed-
Verwante begrippen
sit-in
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: