Gepubliceerd op 30-10-2017

zeilen

betekenis & definitie

zeilen - Werkwoord
1. (techniek) voortgestuwd worden door de druk van de wind tegen een opgehouden zeil
Op het strand zal weer met zeilwagens worden gezeild.
2. (scheepvaart) zich in een zeilboot met behulp van de wind over het water voortbewegen
Nog altijd is het rond de wereld zeilen een avontuurlijke onderneming.
3. (sport) het beoefenen van het zeilen als sport
Hij zeilt voor Nederland tot na de Olympische Spelen.
4. (sport) ketsen, een steentje met een afgeplatte vorm scherend over een wateroppervlak gooien zodat het zo vaak mogelijk stuitert
Zo'n ronde kiezel is niet geschikt om te zeilen.
5. (figuurlijk) zich bewegen als een zeilend schip
De gier zeilde traag rond op zijn gespreide vleugels.
Door een goede voorbereiding is hij vlot door zijn examens gezeild.

zeilen - Zelfstandignaamwoord
1. (sport) een wedstrijdsport met zeilvaartuigen
Bij het onderdeel zeilen, staat het Nederlandse team er uitstekend voor.
2. het reilen en zeilen: hoe dingen gebeuren
Als je ergens voor het eerst gaat werken moet je eerst leren hoe het reilen en zeilen in het bedrijf gaat.

Woordherkomst
Werkwoord afgeleid van het zelfstandignaamwoord “zeil”

Synoniemen
[4] keilen, keilderen, ketsen, kiskassen, stipstappen, vleieren, vleien, zeilderen

Verwante begrippen
rak, regatta, wedstrijd