voordeel - Zelfstandignaamwoord
1. profijt.
♢ De onrust op de aandelenmarkt was in zijn voordeel.
2. aangename eigenschap
♢ Een voordeel van een motorfiets is het lage benzineverbruik per kilometer.
3. (tennis) term die aangeeft dat een speler bij een 40-40-stand een punt heeft gescoord en dus maar één punt verwijderd is van de winst van een game
♢ De befaamde Belgische tennisster serveerde met voordeel voor de wedstrijd.
4. het aan de voorkant gelegen deel
Woordherkomst
samenstelling van voor en deel
Verwante begrippen
baat, belang, gewin, nut, profijt, winst