vol - Bijvoeglijk naamwoord
1. geheel gevuld
♢ Zij zocht een zitplaats in de volle trein.
2. helemaal, compleet
♢ Zij had zijn volle aandacht.
vol - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vollen
♢ Ik vol
2. gebiedende wijs van vollen
♢ vol!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vollen
♢ vol je?
Antoniemen
[1] leeg
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: