Gepubliceerd op 31-10-2017

vermogen

betekenis & definitie

vermogen - Zelfstandignaamwoord
1. (financieel) een kapitaal aan geld -> bezit, bezitting, eigendom
De buurman heeft een flink vermogen.
2. de kwaliteiten om iets te kunnen doen, capaciteit
Hij heeft niet het vermogen om leiding te geven aan die groep.
3. (natuurkunde) de hoeveelheid verrichte arbeid per tijdseenheid, uitgedrukt in de SI-eenheid Watt
Een goed getrainde fietser kan continu een vermogen van 130 watt leveren.

vermogen - Werkwoord
1. (modl)(formeel) in staat zijn, kunnen
Wij vermogen niet in te zien wat op dit moment het spoedeisende karakter is. 
(...) sulcks nochtans volcomelijck heeft vermogen te doen ende gedaen, (...)
2. absoluut in staat zijn iets te bewerkstelligen
Tegen dat virus vermogen we nu niet veel, maar met die nieuwe vaccinatieresultaten komt daar mogelijk verandering in.

Woordherkomst
afgeleid van mogen met het voorvoegsel ver-

Synoniemen
[2] bekwaamheid, competentie, potentieel

Antoniemen
onvermogen