Gepubliceerd op 31-10-2017

verlaten

betekenis & definitie

verlaten - Werkwoord
1. weggaan (van)
De delegatie verliet uit protest de vergadering.
2. in de steek laten, laten vallen
Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?
De man beloofde zijn maîtresse dat hij zijn echtgenote voor haar zal verlaten.
3. onverzorgd achterlaten
4. overgieten
5. zich laten gaan
6. opgeven (van betrekking)
7. (refl) rekenen, vertrouwen op
Hij verlaat zich op haar als hij mensen moet inschatten, waarbij zij sceptischer is.

verlaten - Werkwoord
1. (ov) uitstellen
Een technische storing verlaatte de lancering van de raket.

verlaten - Deelwoord
1. voltooid deelwoord van verlaten
1. vormt de voltooide tijden
Ik heb vroegtijdig de school verlaten.
Na het brandalarm had iedereen binnen enkele minuten het pand verlaten.
2. vormt de lijdende vorm
Wanneer de belangrijkere verkeersaders worden verlaten moet vaak over onverharde wegjes worden gereden.
3. als naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt
Het plein is verlaten.
Hij is door zijn vrouw verlaten.
4. attributief gebruikt
Hij rijdt naar een stuk braakliggende grond op een verlaten plaats.

verlaten - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord verlaat

Woordherkomst
afgeleid van laat met het voorvoegsel ver- met het achtervoegsel -en