Gepubliceerd op 31-10-2017

vakantie

betekenis & definitie

vakantie - Zelfstandignaamwoord
1. een jaarlijkse vrije tijd voor personen in verschillende beroepen en voor leerlingen
Wij hebben vanaf morgen vakantie!
2. een reis in de vakantie
Wij gaan op vakantie naar Kreta.

Woordherkomst
afgeleid van het Franse vacance (met het achtervoegsel -antie)