uittrekken - Werkwoord
1. (ov) van je lichaam af halen, kleding afleggen
♢ Hij had zijn jas uitgetrokken.
2. (ov) uit iets anders trekken
♢ Om die splinter uit te trekken kun je beter een pincet gebruiken.
3. (ov) een kort overzicht maken van
♢ Hij had voor zijn examen een hele reeks boeken uitgetrokken.
4. (ov) er tijd of geld voor beschikbaar stellen
♢ Er werd een week voor uitgetrokken.
5. (ov) lostrekken, wegtrekken
6. ergatief weggaan uit
♢ Ze waren dat land uitgetrokken.
Woordherkomst
samenstelling van uit(bijwoord) en trekken
Synoniemen
[1]: ontkleden, uitdoen, uitkleden
[2]: extraheren, onttrekken
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: