Gepubliceerd op 01-11-2017

uitmaken

betekenis & definitie

uitmaken - Werkwoord
1. (ov) een einde maken aan bijvoorbeeld een relatie
Ze hebben het na drie jaar toch uitgemaakt.
2. (ov) doven (van vuur)
Ik heb het vuur uitgemaakt met een flinke puts water.
3. (ov) beslissen, verschil maken
Wie zal uitmaken of het wel waar is.
4. (inerg) deel ~ van: een onderdeel zijn van iets
Het Nederlandstalige WikiWoordenboek maakt deel uit van een heel stelsel van WikiWoordenboeken.

Woordherkomst
samenstelling van uit(bijwoord) en maken(werkwoord)