uitlopen - Werkwoord
1. ergatief lopend een ruimte verlaten
♢ Hij is woedend de kamer uitgelopen.
2. ergatief nieuwe takjes en blaadjes krijgen
♢ De lente is vroeg en bomen lopen al uit.
3. ergatief langer duren dan verwacht
♢ De vergadering liep uit.
4. ergatief ~ op: resulteren in iets, als gevolg hebben
♢ Dat is uitgelopen op een grote nederlaag.
Woordherkomst
samenstelling van uit(bijwoord) en lopen(werkwoord)
Synoniemen
[2] botten, knoppen, uitbotten, uitkomen
Antoniemen
[1] inlopen
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: