Gepubliceerd op 01-11-2017

uithalen

betekenis & definitie

uithalen - Werkwoord
1. (ov) (iets ~) een opmerkelijke daad plegen
Hij heeft weer flink kattenkwaad uitgehaald.
2. (ov) (iets ~) een brei- of haakwerkje ontdoen
Ik heb een stuk weer uitgehaald omdat ik een steek had laten vallen.
3. (inerg) (~ naar) een slag doen, al of niet overdrachtelijk
De dominee van de kandidaat haalde flink naar zijn eigen kerkgenoot uit.

Woordherkomst
samenstelling van uit(bijwoord) en halen(werkwoord)