Gepubliceerd op 01-11-2017

uitdraaien

betekenis & definitie

uitdraaien - Werkwoord
1. ~ op: uiteindelijk als resultaat hebben
De werknemersorganisatie is bang dat de reorganisatie uitdraait op een massaontslag.
Het zal wel op een teleurstelling uitdraaien.
2. (ov) door draaien iets ergens uit halen
Voorzichtig draaide hij de ontsteking uit de bom.
3. ergatief stoppen met draaien
Wacht even tot de machine helemaal is uitgedraaid.
4. (ov) door draaien aan een schakelaar uitdoen
Heb ik het gas nou wel uitgedraaid?
5. (ov) met een printer afdrukken op papier
Ik kon het document niet uitdraaien.

uitdraaien - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord uitdraai

Woordherkomst
samenstelling van uit en draaien