Gepubliceerd op 01-11-2017

uitbreken

betekenis & definitie

uitbreken - Werkwoord
1. ergatief zichzelf bevrijden uit gevangenschap
De paarden waren uitgebroken uit de stal.
2. ergatief plotseling beginnen van een oorlog, ramp, ziekte e.d
In 1967 stond de Derde Wereldoorlog op het punt om uit te breken.
3. (ov) het verwijderen van een deel van een gebouw, zoals een muur of een vloer
Deze muur wordt uitgebroken en er wordt een stuk aangebouwd aan de keuken.

Woordherkomst
samenstelling van uit(bijwoord) en breken(werkwoord)