uitbouwen - Werkwoord
1. een bestaand gebouw groter maken door er iets aan te bouwen
♢ Wij hebben het huis uitgebouwd met een garage.
2. (figuurlijk) een organisatie of denkbeeld verder uitbreiden
♢ Zij kon haar boetiekje uitbouwen tot een modeketen met filialen in tien landen.
uitbouwen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord uitbouw}}
♢ Alle uitbouwen aan de achterkant van het huis moeten worden gesloopt omdat de fundering niet deugt.
Woordherkomst
samenstelling van uit(bijwoord) en bouwen(werkwoord)
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: