Gepubliceerd op 01-11-2017

tweedegraads

betekenis & definitie

tweedegraads - Bijvoeglijk naamwoord
1. iets van de tweede categorie
Met zijn tweedegraads bevoegdheid mag hij niet boven havo-3 niveau lesgeven. Hij wrijft over zijn donkerbruine baard, die hij al had voor het hip werd en voor hij leraar werd. „Als het goed is, weet je als docent waar je thuishoort. Ik hoor bij het vmbo. Misschien komt dat omdat ik zelf op de mavo heb gezeten.”

Woordherkomst
samenstelling van tweede en graad met het achtervoegsel -s

Verwante begrippen
eerstegraads, derdegraads