Gepubliceerd op 01-11-2017

troep

betekenis & definitie

troep - Zelfstandignaamwoord
1. rommel, rotzooi
Wat een troep is het hier!
2. groep
1. (militair) militairen, manschappen
2. : Hij viel met een troep van zo'n honderd soldaten op paarden dorpen binnen.
3. : De Spaanse troepen verschansten zich in de stad.
4. (ongeordende) groep dieren
5. : Een troep verwilderde honden zwierf rond op straat.
6. : In het bos is een troep van vijf of zes wolven waargenomen.
7. : Grote troepen eenden en ganzen trokken over.
8. : Mensen vormen nog steeds een troep, net als apen.
9. ongeordende groep mensen
10. : Een troep gillende kinderen rende voorbij.