trekken - Werkwoord
1. (ov) voor het zwaartepunt van een voorwerp een kracht uitoefenen in een richting die ervan wegvoert
♢ Hij trok zijn gevallen fiets uit de modder.
2. (ov) een lijn aanbrengen
♢ Door twee punten kan een rechte lijn getrokken worden.
3. ergatief een lange tocht uitvoeren
♢ Deze vogels trekken 's winters naar Zuid-Afrika.
4. aandacht opwekken
♢ Deze tentoonstelling trok erg veel publiek.
trekken - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord trek
Uitdrukkingen en gezegden
♦ num=1
iemand over de streep trekken|
Synoniemen
[4]: aantrekken, interesseren
Gepubliceerd op 01-11-2017
trekken
betekenis & definitie