struiken - Werkwoord
1. (plantkunde) een struik gaan vormen, dicht bij de grond scheuten of blaadjes krijgen
♢ Door het mooie weer begon het gras al vroeg in het jaar te struiken.
2. (verouderd) struikelen
♢ Geen mens is zo wijs, of hij struikt wel op 't gladde ijs.
struiken - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord struik
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: