Gepubliceerd op 02-11-2017

stil

betekenis & definitie

stil - Bijvoeglijk naamwoord
1. geen of weinig geluid producerend
2. onbeweeglijk
3. rustig, kalm

stil - Bijwoord
1. op stille wijze
Stil maakte hij zijn examen af en leverde het in.
2. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
stilvallen: Plotseling viel de wind stil.

stil - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stillen
♢ Ik stil
2. gebiedende wijs van stillen
stil!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stillen
stil je?

Antoniemen
[1] luid
[3] druk, bruisend