Gepubliceerd op 02-11-2017

slag

betekenis & definitie

slag - Zelfstandignaamwoord
1. (m) (militair) militair treffen
Adolf van Nassau bleef in de slag.
2. (m) het opzettelijk doen belanden van een hand of een voorwerp op iemand
De slagen regenden neer op zijn gezicht.
3. (m) (figuurlijk) een pijnlijke of nadelige gebeurtenis
Hij kreeg slag op slag te verwerken, eerst stierf zijn vrouw, daarna zijn zoon.
4. (m) (kaartspel) een aantal kaarten, van iedere speler gewoonlijk één, die door een bepaalde speler gewonnen worden
Door de lengte van zijn troefkaart wist hij nog twee slaagjes te winnen.
5. (m) geluid gemaakt door een ontploffing of een klap (slagwerk)
6. (m) het slaan van het hart (hartslag) dat voelbaar is aan de pols (polsslag)
7. (m) beweging van de armen bij zwemmen (zwemslag)
8. (m) beweging van de benen bij schaatsen (schaatsslag)
9. (m) een draaiing van iets (een slag in het haar)
10. (m) de keer dat iets ronddraait

slag - Zelfstandignaamwoord
1. een soort of categorie, gewoonlijk van mensen
Mensen van zijn slag beginnen zeldzaam te worden.

Woordherkomst
Naamwoord van handeling van slaan.

Synoniemen
strijd, kamp, veldslag